liggen in de hier beschreven periode, met de vroegste
in de Flavische periode aan het einde van de eerste
eeuw en de jongste dateringen aan het begin van de
derde eeuw.
Onderzoek naar de hieronder genoemde produc
ties is nog zeer onvolledig, zowel wat betreft opgra
ving als technisch onderzoek naar de processen.
Veen, zout en kalk
Voor de uitbating van veen in de Romeinse tijd zijn
tot nu toe slechts enkele aanwijzingen aangetroffen.
Bij het ovencomplex van 's-Heer Abtskerke op Zuid-
Beveland is in stroken veen gegraven en bij Goes-De
Poel zijn enkele kleine veenwinningsputjes gevonden.
Mogelijk zijn ook enkele kuilen in Ellewoutsdijk als
zodanig te interpreteren. Zeer recent zijn nog drie
plaatsen met veenwinningskuilen ontdekt, die op
grond van de geologische positie uit deze periode
kunnen dateren, te weten bij Kapelle-Smokkelhoek
en Nisse op Zuid-Beveland en bij Serooslcerke
(Walcheren). In eerste instantie wordt gedacht dat
dit veen werd benut als brandstof, maar het is niet
uit te sluiten dat verzilt veen in door zee overspoelde
gebieden als grondstof voor het winnen van zout is
gebruikt. Specifiek onderzoek naar gebruik van veen
heeft tot nog toe niet plaatsgevonden.
Al voor de Romeinse tijd is in onze streken zout
geproduceerd. Voor de hier beschreven periode wordt
de productie in het gebied van de Menapii en de zui
delijker wonende Morini zelfs bevestigd op in Rimini
(Italië) gevonden inscripties, die namens zoutzie-
ders uit beide civitates salinatoreszijn aangebracht
ter ere van L. Lepidius Proculus, in zijn militaire
carrière onder andere centurion bij het zesde legi
oen Victrix, gestationeerd bij de Rijn. Op een inscrip
tie uit Tongeren wordt waarschijnlijk ook nog een
Menapische zoutzieder vermeld, terwijl op de altaren
van bij Colijnsplaat vier verschillende zouthandelaren
(negotiatores salarii) vermeld worden, waarvan er drie
afkomstig zijn uit Keulen. Uit al deze gegevens, maar
ook uit de verspreiding van vondsten van zogenoemde
zoutcontainers, het aardewerken verpakkingsmateri
aal van in deze streken geproduceerd zout, blijkt dat
het Romeinse leger aan de Rijngrens al in de vroeg-
Romeinse tijd grote behoefte had aan dit product.
De Keulse handelaren zouden Menapisch zout zowel
naar hun plaats van herkomst kunnen hebben geïm
porteerd alsook naar Engeland BritanniaImport van
zout uit Engeland lijkt onwaarschijnlijk als het, blijk
baar op grote schaal, in onze streken is gemaakt.
Over de manier van produceren van zout is eigen
lijk nog maar weinig bekend, hoewel er wel een aan
tal aanwijzingen zijn. Zeer waarschijnlijk is in deze
periode zeewater als grondstof gebruikt. Verzilt veen
kwam in die periode, voor zover nu bekend, niet in
grote gebieden voor, maar kan niet als grondstof wor
den uitgesloten. Mogelijke aanwijzingen voor het
indampen van zout in de open lucht zijn twee hou
ten constructies uit Raversijde en Zeebrugge die als
delen van zoutpannen zijn geïnterpreteerd. Andere
vondsten, de zoutcontainers (zogenoemd briquetage-
aardewerlc) en massief steunmateriaal, wijzen erop
dat het (verdere) proces voor het merendeel geba
seerd was op het indampen van pekel met behulp
van vuur. Vondsten van massieve briquetage zijn
in ons gebied bekend van onder andere twee loca
ties bij Koudekerke, Middelburg-Mortiere, Dudzele,
Zeebrugge en Leffinge. Alleen in Leffinge is massieve
briquetage gevonden in combinatie met een duidelijke
ovenplaats, maar hypothetisch kan een groter aan
tal ovenlocaties gerelateerd zijn aan de productie van
zout. De vondst van fragmenten van zoutcontainers
in ons gebied hoeft echter niet direct te wijzen op
productie, het zout kan ook ter plaatse van de vondst
gebruikt zijn voor andere doeleinden, bijvoorbeeld bij
het maken van vissaus, waarvoor een grote hoeveel
heid zout is vereist.
Een groot deel van de ovenplaatsen wordt ander
zijds in verband gebracht met de productie van kalk
in plaats van zout. De belangrijkste grondstof in dit
proces zijn schelpen, voornamelijk van mosselen
Mytilus edulis) en kokkels Cardium edule). Als belang
rijkste indicatoren gelden voor deze productie het
voorkomen op de ovenlocaties van concentraties met
grote hoeveelheden schelpmateriaal, dikke lagen sterk
kalkhoudende as, concentraties zuivere kalk, halfgare
kalk met daarin halfverbrande schelpen en verglaasd
materiaal in de ovens, dat er op duidt dat zeer hoge
temperaturen (ca. 900 graden) in de ovens geheerst
hebben. Het indampen van zout geschiedt al bij een
temperatuur van 100 graden. Niet op alle ovenplaat
sen komen combinaties van al deze indicatoren voor,
22 Zeeuws Tijdschrift 2008 i 3-4