Opgravingen leverden het bewijs voor de aanwezig heid van een uitgestrekt bewoningsareaal waarin naast houtbouw ook steenbouw voorkomt, een zeer uitzonderlijke bouwtrant in het hele noordelijke deel van de civitas. Dit geeft aan dat de bewoners een spe ciaal statuut genoten, tot de inheemse elite behoorden of van buiten het gebied afkomstig waren en andere levenswijzen erop na hielden dan de inheemse bevol king. Bovendien wijzen verscheidene vondsten op het mogelijk militaire karakter van de site, althans zeker in de derde eeuw. Vermeldenswaardig zijn onder meer een fraai beeld van de godin Victoria, een lans punt, militair beslag en maalstenen voor het malen van grote volumes. Uit de opgravingen is gebleken dat de site bewust verlaten en afgebroken werd; wat ook in militaire context verwacht kan worden. De ken merkende elementen binnen het aardewerk situeren de bloei in de derde eeuw en sluiten opvallend goed aan bij het aardewerkspectrum van Aardenburg en Oudenburg in dezelfde tijd. Verder noordelijk dan Aalter en zo'n 15 kilometer ten zuiden van Aardenburg werd tijdens noodonder- zoek in Knesselare, plaats Kouter een Romeins weg- tracé aangesneden dat pal zuid-noord gericht was. Mogelijk valt het samen met het door Vermeulen ver onderstelde traject naar Aardenburg. Langs de weg bevond zich een tweefasige inheemse boerderij die minstens gedurende één fase gelijktijdig functioneer de met de weg. Wat verder naar het oosten toe werd echter een zeer opmerkelijke site ontdekt die tot op heden weinig of geen parallellen kent in Noord-Gallië en voorlopig als inheemse versterking uit de late derde eeuw wordt geïnterpreteerd. De site met vierkant grondplan en NW-ZO ori ëntatie kenmerkt zich door een samensmelting van bouwkenmerken ontleend aan militaire architectuur enerzijds, en door andere elementen afkomstig uit de inheemse cultuur. Het meest opvallende aspect is het feit dat de site door een dubbele palissade werd omge ven. Aan de enige volledig opgegraven zijde is die 35,5 meter lang, net de Romeinse maat van 1 actus dus. De buitenzijde van deze palissade bestaat aan twee van de drie gedocumenteerde zijden uit op regelmatige afstand geplaatste palen van gelijkaardige afmetin gen. Aan de binnenzijde worden ze geflankeerd door groepjes palen. Tussen beide palenrijen liggen geen archeologische sporen, wat het oorspronkelijk bestaan van een aarden wal en loopplatform laat vermoeden. Anderzijds kan het ook een gewone palissade met houten platform geweest zijn. Vanaf de zuidelijke hoek en aan de noordoostzijde (kijkend op de weg) gaat het defensief systeem aan de buitenzijde over in een diepe greppel waarin planken vermoedelijk strak naast elkaar waren geplaatst. Opmerkelijk is de aan wezigheid van een smalle toegang door een opening en verspringing in de verdediging. Dit 'clavicula'-achtig ingangssysteem is gekend uit militaire kampen. Hier kon slechts één persoon per keer door de ingang gaan; aan de binnenzijde versper den enkele palen en een kuil de vlotte doorgang naar de binnenzone. Ook de tegenoverliggende noordweste- lijke-flanlc had toegangen. Daar betrof het meer impo sante constructies, met name zeer diep gefundeerde poorttorens met smalle doorgang (tot 1 meter 80 diep onder Romeins loopvlak) zoals die in wat grotere afme tingen in bekende Holz-Erde kampen, met verdedi gingswerken opgebouwd uit hout en aarde, geleend zijn (portae cum turribus). Het platform van de palissade sloot bij de poorten aan en verbond ze ook. De vlotte toegang van één poort (de andere kon niet volledig wor den opgegraven) werd versperd door twee lijnen van palen. Op de westelijke hoek bevond zich nog een klei ne uitspringende toren. Het binnenplein bevat naast palen ook open ruimtes. Architecturaal zinvolle con structies konden niet worden herkend. Het aardewerk uit deze vindplaats is hoofdzakelijk inheems, de impor ten dateren de occupatie in de derde eeuw. Twee radio koolstofdateringen leverden een opmerkelijk resultaat op dat dateert tussen 225 en 325. Afgezien van een religieus geïnterpreteerde vier kant gepalissadeerde site in Wijnegem en een frag mentarisch opgegraven palissade in Evergem, zijn er 31 Zeeuws Tijdschrift 2008 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 31