equivalenten. Het werd gemaakt door pottenbak(k/
st)ers die hun vaatwerk maakten zoals ze het altijd
geleerd hadden in hun geboortestreek en die de
maakwijze niet wijzigden toen ze zich in een totaal
nieuw gebied kwamen vestigen, het behoorde nu
éénmaal tot de hen aangeleerde tradities die eeu
wen terug in de tijd reikten. Vooral een depot van
vijf handgevormde potten, een geverfde beker uit de
Argonnen en een barnsteen kraal gevonden in Zele
(circa 250-325 n.Chr.) roept duidelijke parallellen
op met aardewerkstijlen die in het uiterste noorden
van Nederland (Friesland) en het noordwesten van
Duitsland voorkwamen.
Dat er reeds voor 280 Germanen van Friese,
Chaukische of Chamaafse afkomst in het gebied ver
bleven, bewijst de volgende passage in een lofrede ter
ere van Constantius Chlorus (297 AD). In een zin
snede wordt er immers op gewezen dat Constantius
in 290 veldtochten ondernam in het Scheldegebied
en er succesvol strijd leverde tegen 'Franken': 'de
streek, Caesar, waar de Schelde doorheen stroomt en het
land, dat de Rijn met zijn twee armen omvat, is bevrijd
en verlost (van de Franken)' (Pan. Lat. VIII(V). 8.1:
Eumenius, Pan. Constantio Caesari, 1 maart 297).
Friezen en Chamaven waren de eerste Germaanse
stammen die onder de noemer 'Franken' vielen.
Dat met de verzamelterm 'Franken' tijdens de derde
eeuw de Chaukische, Friese en Chamaafse kustbe
woners uit het noorden worden bedoeld blijkt dui
delijk in volgende passages uit dezelfde lofrede voor
Constantius: 'Nu ploegt dan de Chamaaf en de Fries
voor mij en die beruchte zwervers, die rovers, tobben zich
af in moddeiig landwerk. Door uw macht, Augustus
Maximianus, heeft de Frank de braakliggende akkers
bebouwd, zo groent nu weer opnieuw door Uw overwin
ningen, Caesar Constantius, al het land dat dun bevolkt
was door boeren uit den vreemde' (Pan. Lat. VIII(V). 9.3
21.1: Eumenius, Pan. Constantio Caesari, 1 maart
297). Als we deze bron letterlijk mogen interpreteren
en rekening houdend met de stijlovereenkomsten in
aardewerk dan mogen we aannemen dat reeds voor
290 zich Germanen in het Scheldegebied en ook
noordelijker bevonden. Ook stelt deze tekst verder dat
de barbaren na hun onderwerping door Constantius
Chlorus, gedeporteerd werden en als boeren tewerk
werden gesteld op verschillende plaatsen in het hui
dige Frankrijk.
De eventuele verdere continuïteit in bewoning
naar de Vroege Middeleeeuwen toe lijkt zich ook te
concentreren in en rond die plaatsen die tijdens de
Romeinse tijd al een belangrijke rol vervulden als
legerbasis of centrale plaats, zoals Oudenburg en
de gehele pleistocene kustrandzone, Waasmunster,
Merendree en Gent. Er is ook een grote kans dat in
de omgeving van Domburg na de Romeinse tijd con
tinuïteit is blijven bestaan in de bewoning. Hier ein
digt de Romeinse muntreeks in de late vierde eeuw,
begint alweer in de zesde eeuw en leidt tot de ontwik
keling van de vroegmiddeleeuwse handelsnederzet
ting Walichrum. De bewoners waren misschien nu
wel van Germaanse origine, ook zij lijken optimaal
gebruik te hebben gemaakt van de gateway-positie van
het gebied.
Een nieuwe onderzoekshorizon
In deze bijdrage werd getracht een globaal overzicht te
bieden van de voornaamste kenmerken van de bewo
ning van Noordwest-Vlaanderen en Zeeland tijdens
de Romeinse tijd. Daarbij werd niet de exhaustiviteit
nagestreefd maar werd doelbewust nadruk gelegd op
nieuwe aspecten die onze kennis uitbreiden of verdie
pen. Het mag duidelijk zijn dat het gebied een enorm
potentieel aan data bezit waarvan nog maar een deel
tje werd ontgonnen. De continue interactie van de
mens met de mogelijkheden en beperkingen van het
landschap en de gateway-positie van het kustgebied
zijn de belangrijke drijvende factoren waarop tal van
aspecten uit de samenleving tijdens de eerste eeu
wen van onze jaartelling zich entten. De kracht van
inheemse tradities bleef, ook na de Romeinse verove
ringen echter altijd als basislaag prominent aanwezig
en voor de Flavische tijd zelfs nog sterker domineren.
Dit opent interessante inzichten in het 'romanisatie'-
traject van bevolkingsgroepen zoals de Menapii wier
belang in de globale Romeinse context eerder beperkt
was.
34 Zeeuws Tijdschrift 2008 3-4