Het landschap van Zeeland in de Romeinse tijd verschilde hemelsbreed van het vruchtbare,
vriendelijke en veilige Zeeland van tegenwoordig. Inderdaad deed het meer denken aan sommige
gebieden die het toneel vormen voor Marten Toonders Bommelverhalen, zoals het moerassige
Drasgloom een vochtig gebied, vol plassen en poelen, waar men vreemde levensvormen kan
aantreffen. Hier sleept een vreugdeloze bevolking een kommervol bestaan voort, temidden van
rietpollen en waterfauna.' Door Ad Beenhakker
Van dit landschap is niet veel bewaard gebleven.
Het is dus niet eenvoudig er een voorstelling van te
maken. Daarvoor zullen we gebruik moeten maken
van de weinige informatie die oude geschriften,
archeologische vondsten en geologisch onderzoek ons
bieden. We zullen ook soortgelijke landschappen, die
veel langer hebben bestaan in ogenschouw moeten
nemen. In dit artikel zal eerst de kust verkend worden
en vervolgens het binnenland met zijn wateren, bevol
king en grondgebruik.
Op de palaeografische kaart van Zeeland van
omstreeks 50 AD van Vos en Van Heeringen is vrij
wel de hele huidige provincie bedekt door één grote
bruine vlek: een kustveenmoeras, waardoor als enig
belangrijk landschapselement de Schelde stroomt. In
het zuiden en oosten wordt dit moeras begrensd door
de hogere pleistocene gronden van Vlaanderen en
Brabant en in het westen door een strook met strand
en duinen. In het Noorden gaat dit landschap over in
de soortgelijke veengebieden van Holland en Utrecht.
45 Zeeuws Tijdschrift 2008 3-4