Slootpatronen uit de Romeinse tijd in de bodem van Walcheren. Uit: P.C. Vos en R.M. van Heeringen. Holocene geology and occupation history of the province of Zeeland. In M.M. Fischer 0997) zeer oude Zeeuwse traditie. Het veen werd intensief doorgraven met sloten, waardoor het gedraineerd werd en geschikt werd voor akkerbouw: gerst, haver, spelt en het oliehoudende kruid huttentut. Door deze drainage werkten ze echter mee aan de ondergang van het veen. Als gevolg van de verdroging klonk het veen steeds meer in en kalfde het af onder de invloed van de zeegolven. Sporen van deze evenwijdige sloten stelsels zijn op verschillende plaatsen op Walcheren en langs de Vlaamse kust gevonden. Het is waarschijnlijk dat de bevolking zich con centreerde in de kuststreek (Walcheren en Schouwen) en op de oeverwallen van de Schelde. Daar zijn ook de meeste bewoningsresten teruggevonden. Het echte veengebied was veel te nat en vrijwel ontoe gankelijk; dit weten we uit de vele veengebieden die Nederland nog in de negentiende eeuw telde, zoals de Peel. De Romeinse vondsten op Zuid-Beveland bij Hoedekenskerke en 's-Heer Abtskerke vormen dan ook een raadsel. Hoe kwamen die mensen zo diep in het veen en wat deden ze daar? Een zijtak van de Schelde, die dwars door Zuid-Beveland kronkelde, is niet erg waarschijnlijk; deze maakte een te grote omweg om voldoende verval te hebben. Was hier mis schien sprake van een tijdelijke zomervestiging uit sluitend om turf te winnen? Dat juist hier zoutwin ning of schelpkalkbranderij zou hebben plaatsgehad, is onlogisch. Dat doe je waar de grondstoffen aan wezig zijn, dus bij de zee. Het grootste deel van het veengebied moet woest en ledig, nat en eenzaam zijn geweest. Hoeveel mensen hebben in de Romeinse tijd in Zeeland gewoond? Op grond van het aantal beschik bare krijgers dat Caesar vermeldt (9000) wordt de totale bevolking van de Menapiërs op 28000 geschat. Daarmee vormden zij een kleine stam; hun hele gebied, dat West-Vlaanderen en Zeeland omvatte, was dun bevolkt. Als we aannemen dat zo'n tien procent van de Menapiërs in Zeeland woonde, komen we tot een bevolking van omstreeks 3000. Dat betekent dat er in totaal 300 a 500 boerderijen waren. Bij de tem pelcomplexen en bij Aardenburg woonde wellicht nog een permanente importbevolking van handelaren. Kort na 270 verlaten de Romeinen het kustge bied, waarschijnlijk onder de druk van invallen van rovers uit het Noorden. Ook de tempels in Domburg en Colijnsplaat worden dan verlaten. De boerenbevol king trekt eveneens weg. Uit de volgende eeuwen vin den we slechts uiterst schaarse sporen van menselijke bewoning, hoofdzakelijk in de kuststreek. Eenzaam en verlaten blijft het land achter. Het erosieproces, dat al enkele eeuwen volop aan de gang was, ging echter door, zij het in langzamer tempo omdat het niet meer werd bevorderd door het gra ven van sloten. Geleidelijk veranderde Zeeland in een schorrenlandschap; dit proces heeft eeuwen geduurd. In de vijfde eeuw was bij Waarde de veenvorming nog in volle gang. In het Zuiden, tegen en achter de pleis tocene ruggen, werd het veen niet door de zee aange tast. Het landschap van de Romeinse tijd bleef hier nog eeuwenlang ongestoord liggen, nat en eenzaam. 51 Zeeuws Tijdschrift 2008 j 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 51