i 5° i°° TS0 200 25° 300 35° 400 45° 5°° 55° 6°°
Temperatuurreconstructie Alpengebied o - 6oo n.Chr. Uit: WCDC: spannagel cave stalagmite oxygen isotope data and temperature
reconstruction)
de MWP of de Kleine Ijstijd. De Romeinse tijd moet
zelfs iets koeler zijn geweest dan de warme twaalfde
en dertiende eeuw. Deze stabiliteit was kennelijk al
circa 300 AD ingezet.
Op grond van de gegevens uit de veenlagen zijn
geen grote schommelingen waar te nemen in het kli
maat tijdens de Romeinse tijd. Als we het beeld wat
meer uitvergroten vallen de volgende fluctuaties op.
Er zijn wat korte warmere periode tijdens het twee
de en derde decennium van onze jaartelling, rond
320-330 en 375 en rond 520-530 AD en nog een laat
ste wat warmere periode rond 590-600. De wat kou
dere perioden vallen rond 150, 270-280 en 450-460
AD. Daarbij springt meteen de wat koudere periode
rond 270-280 AD in het oog die samenvalt met pro
blemen in het kustgebied. Significant is dat ook in het
Alpengebied die jaren koeler waren waar een recon
structie van de temperatuur is gedaan die is samen
gesteld op grond van isotopen uit stalactieten in lcalk-
steengrotten
Dendroklimatologie als toetssteen
Het gaat te ver aan deze reconstructie verdere
conclusies te verbinden, behalve dat er duidelijke
fluctuaties in de temperatuur waar te nemen zijn
met afwisselend wat warmere en wat koudere peri
oden. Een vergelijking met de klimaatgegevens uit
het veen en deze Alpenreeks laat zien dat alleen de
wat koelere periode rond 270-280 AD, het warmere
laatste decennium 490-500 AD en dat van 590-600
AD overeenkomen. Alle andere zogenaamde warm
te- of koudepielcen corresponderen niet of nauwe
lijks.
Het beeld dat oprijst over het klimaat tijdens de
Romeinse tijd uit het onderzoek naar veenlagen is
er een van weinig grote schommelingen in tempera
tuur. Er is zelfs sprake van een vrij stabiel klimaat.
Of het archief van boomringen dat op de Romeinse
tijd betrekking heeft dat pas in de nabije toekomst
voor onderzoek beschikbaar komt, dat beeld zal ver
anderen is uiteraard de vraag. In breder Europees
kader valt op grond van reeds beschikbaar onderzoek
naar boomringen en enkele schriftelijke bronnen
een korte periode van barre weersomstandigheden
tussen 536 en 541 AD te situeren. Het beeld van een
stabiel klimaat tijdens de Romeinse tijd is eerder een
werkhypothese voor toekomstig onderzoek dan een
eindconclusie. Bij dat onderzoek zal het dendrokli-
matologisch onderzoek een belangrijke toetssteen
zijn.
55 Zeeuws Tijdschrift 2008 j 3-4