grote variatie in stroomsterkte. Schorren zijn hoger gelegen gebieden die slechts enkele malen per jaar overstromen, terwijl wadden veel meer de invloed van de zee ondergaan. De plantenresten uit het monster sluiten hier goed op aan. Planten als zulte ofwel zee aster, schorrenkruid, rode ganzenvoet en zeekraal dui den op de aanwezigheid van zout water. Van een gro tere afstand zijn veenmos en eenarig wollegras in het monster terecht gekomen. Deze soorten groeien op veen in een zoet milieu. Treasure trove Ellewoutsdijk Voor de Romeinse tijd in Zeeland is archeobotanisch onderzoek gedaan in Ellewoutsdijk. Enkele inheems- Romeinse nederzettingen uit de Vroeg-Romeinse en Midden-Romeinse tijd (0-70 AD en 70-150 AD) zijn bij deze plaats gevonden. Er zijn veel resten van zout- minnende planten gevonden, die wijzen op een kwel dermilieu, net zoals bij Serooslcerke. Interessant aan dit plantkundige onderzoek bij Ellewoutsdijk is dat er, naast resten van zilte rus, zulte, lamsoor, schorrezout- gras en Engels gras, stuk voor stuk soorten van lagere kwelders met een sterke invloed van het zeewater, ook resten van andere planten zijn gevonden. Vertakte leeuwentand, zilverschoon, behaarde boterbloem, hopldaver, zachte dravik en witte kla ver zijn plantensoorten die op begraasde schorren groeien. Op deze hoge kwelders heeft de zee minder invloed. Dit maakt ze gunstig voor het weiden van vee. Vertakte leeuwentand en zilverschoon lijken voor al op die gedeeltes te groeien waar koeien, paarden en schapen grazen. Zouden deze dieren ook op de kwelders van Romeins Ellewoutsdijk hebben gelopen? Het is hoogstwaarschijnlijk dat er koeien en schapen waren. Bij de opgraving is mest in een stal aangetrof fen en in monsters van die mest zijn zaden aange troffen van onder andere zoutminnende planten. Dit betelcent dat er hooi van de hogere kwelders werd gehaald of dat de dieren daar zelf graasden. Die kwelders bevonden zich waarschijnlijk 25 kilo meter verderop. Schapen en geiten doen er 33 respec tievelijk 22 uur over om hun voedsel te verteren en kunnen 10 tot 15 kilometer per dag lopen. Het is dus mogelijk dat ze op de schorren gegraasd hebben en vervolgens hun behoefte in de stal hebben gedaan. Het lijkt behoorlijk omslachtig om 25 kilometer af te leggen voor het verzamelen van hooi voor de win ter zelfs wanneer het gaat om mensen die aan veel zwaarder werk dan wij gewend waren. Misschien was er toch invloed van zout water dichter bij de inheems- Romeinse nederzetting van Ellewoutsdijk? Botten van rund, schaap en geit zijn in Ellewoutsdijk bij archeozoölogisch onderzoek aan getroffen. Botten van schapen zijn moeilijk van die van geiten te onderscheiden, vandaar dat ze bij bot onderzoek vrijwel altijd als 'schaap/geit' gedetermi neerd worden. De weinige gevonden botten waarbij dit onderscheid wel mogelijk was, blijken zonder uitzondering van een schaap te zijn. Geiten kun nen gehouden zijn maar daarvoor zijn geen harde bewijzen. De runderen, schapen en mogelijk geiten in Ellewoutsdijk hebben vooral voor vlees gezorgd. Onderzoek naar de leeftijd waarop de dieren gedood en of gestorven zijn, toont dit aan omdat de run deren vooral tussen hun eerste en derde levensjaar gedood zijn en de schapen in hun tweede of derde jaar. Dieren die eerst wol, mest of melk leveren of landbouwwerktuigen voorttrekken, worden pas op latere leeftijd geslacht. Overigens zijn er daadwerke lijk slachtsporen op hun botten gevonden. Hoewel bij het archeozoölogisch onderzoek veel meer botten van schaap/geit dan van runderen gevonden zijn, levert een rund meer vlees op en is er waarschijnlijk veel meer rundvlees gegeten dan schapenvlees. Varkens waren er maar in zeer geringen getale in Ellewoutsdijk. Honden waren er daarentegen wel talrijk. Hun sporen konden slechts indirect gevon den worden. Ze werden niet gegeten in de Romeinse tijd, dus tussen de voedselafval- en slachtresten van schaap/geit en rund zijn geen botten van honden aan getroffen. Hun tanden lieten echter veelvuldig en dui delijk sporen op de botten van hun noodlottige mede- dieren na. Vergelijkbaar archeozoölogisch onderzoek binnen 60 Zeeuws Tijdschrift 2008 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 60