de Romeinse tijd heeft plaatsgevonden in Colijnsplaat en Kats en buiten Zeeland nog in Spijkenisse en Vlaardingen. Hieruit komt een soortgelijk beeld naar voren als in Ellewoutsdijk: rund en schaap/geit over heersen, terwijl varkens nauwelijks aanwezig zijn. Resten van vogels, vissen en schelpdieren werden wei nig aangetroffen. In Ellewoutsdijk zijn enkele botjes van vogels en vissen gevonden, maar het is niet dui delijk of de inheems-Romeinse bewoners deze dieren gegeten hebben. Mosselen stonden daarentegen wel op het menu. Botten van vogels en vissen conserveren trouwens minder goed dan die van zoogdieren. Het is goed mogelijk dat vogels en vissen wel gegeten zijn, maar dat archeozoölogische bewijzen daarvoor ver gaan zijn. Tussen vrijdorsend en niet-vrijdorsend Naast bovengenoemde aanwijzingen voor het weiden van vee op de kwelders, zijn er in Ellewoutsdijk ook andere archeobotanische sporen van de interactie tus sen mens en omgeving door macrorestenonderzoek en pollenanalyse aan het licht gekomen. De aanwezig heid van vier graansoorten is aangetoond: gerst, haver, emmertarwe en spelttarwe. Misschien zijn er ook enkele zaden van broodtarwe gevonden. Deze laatste tarwesoort wordt nu gebruikt voor ons brood, terwijl emmertarwe en spelttarwe oudere tarwesoorten zijn, waarvan de korrels moeilijk loslaten van het kaf. Dit onderscheid tussen makkelijk loslaten (vrijdorsende soorten) en moeilijk loslaten is belangrijk om vast te stellen of een soort plaatselijk verbouwd is of niet. Van gerst zijn in Ellewoutsdijk, naast zaden, ook aarspilfragmenten, dat wil zeggen fragmenten van de 'steel' van de aar gevonden, die bij de eerste dorsronde gemakkelijk gescheiden worden van het kaf. Daarom komen aarspilresten alleen voor op plaatsen waar gerst verbouwd wordt. Als gerst vervoerd wordt, laten de korrels los van de aarspil en het kaf. Kafresten van het vrijdorsende broodtarwe zijn in Ellewoutsdijk niet gevonden en er zijn ook weinig zaden van aangetrof fen, wat erop wijst dat deze graansoort ingevoerd is. In tegenstelling tot broodtarwe, kunnen gerst en haver heel goed tegen een hoge mate van zout in de ondergrond. Van haver zijn misschien kafnaalden aangetroffen, zodat een lokale verbouw van haver aan nemelijk lijkt. Spelttarwe en emmertarwe stellen net als broodtaiwe te hoge eisen aan de bodem. Die van Ellewoutsdijk was venig en zout of brak en archeobo tanische resten die wijzen op lokale verbouw zijn niet gevonden. Kafresten van deze niet-vrij dorsende soor ten geven alleen maar aan dat de korrels met leaf en al vervoerd zijn. Zo waren ze langer houdbaar. Naast graan, is er vermoedelijk nog vlas in Ellewoutsdijk verbouwd ofwel ten behoeve van de oliehoudende zaden ofwel voor de vezels waar linnen van gemaakt kan worden. Kapselfragmenten duiden erop dat vlas plaatselijk verbouwd is. De peulvruchten erwt en paardenboon zijn ook aanwezig. Dit is vrij bij zonder want peulvruchten blijven lang niet zo goed bewaard als andere zaden. De paardeboon groeit goed in een zout milieu, op zware klei en venige bodem, dus zou wat dat betreft in Ellewoutsdijk verbouwd kunnen zijn. Resten die hierop zouden wijzen, zoals stengels, zijn echter niet aangetroffen. Dus zeker is het niet. Erwt groeit op andere grond en is hoogstwaar schijnlijk ingevoerd. Verder zijn er een heleboel planten die de inheems-Romeinse bewoners van Ellewoutsdijk gebruikt kunnen hebben, zoals mel- ganzevoet en zwaluwtong waarvan de bladeren als groente gediend kunnen hebben. Misschien is de wortel van de wilde peen ook in die tijd gegeten. Al die toepassingen zijn echter niet zeker. Alleen van de hazelnoot is met enige zekerheid te stellen dat die ver zameld en gegeten is, terwijl gewone heide, dopheide en riet tot veevoer diende. Gift van de goden Uit het houtonderzoek van Ellewoutsdijk zijn nogal wat spectaculaire conclusies naar voren gekomen. De inheems-Romeinse boerderijen waarvan in Ellewoutsdijk resten gevonden zijn, zijn gebouwd van hout en de herkomst van dit constructiehout is onder zocht. Hierbij is onder de microscoop vastgesteld 6i Zeeuws Tijdschrift 2008 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 61