Doornik (België) met muren van 150 bij 240 meter en i,2 meter dikte met daarin hoektorens en tussen- torens. Op het binnenterrein stond het hoofdgebouw (principia) van het kamp samen met de barakken, opslagplaatsen voor voedsel en wapens, werkplaat sen en een hospitaal. Niet alleen het kamp zelf werd bewoond, maar ook buiten het kamp stonden huizen en werkplaatsen. Net als bij andere Romeinse castel- la, moet ook Aardenburg een kampdorp gehad heb ben, hoewel daar nauwelijks archeologische sporen van zijn. Het vermoeden is dat deze nederzetting een belangrijke rol in de lokale en regionale handel speel de. De munt - en vingerringindicatoren Zoals gezegd weten we van de ter plaatse gevonden munten dat de militaire bewoning omstreeks 170 AD in Aardenburg begonnen is. Daarvóór was deze plaats waarschijnlijk ook al bewoond, maar op veel beschei dener schaal. Omstreeks 275 AD zijn de militairen definitief vertrokken uit Aardenburg, maar ook daarna werd de plek nog bewoond. Aan de hand van de op de munten vermelde Romeinse keizers kunnen we vrij exact zien in welke jaren ze zijn geslagen. Het duurde een tijd voordat de munten tot de periferie van het rijk doordrongen. Grote hoeveelheden munten uit een korte periode die op één plaats gevonden worden, geven niet alleen een indicatie van de intensiteit van bewoning ter plekke maar ook van de periode waarin. De metaalvondsten van Aardenburg maken dui delijk dat het terrein van het fort ook door 'burgers' bewoond werd. Vanaf 200 AD was het militairen immers toegestaan te trouwen en vrouw en kinderen bij de legerplaats onder te brengen. Dit kan onom stotelijk worden vastgesteld als er in het grafveld van een legerkamp ook graven van vrouwen en kinderen aanwezig zijn. Het grafveld van Romeins Aardenburg is nog niet gelokaliseerd maar onder de metalen voor werpen uit Aardenburg zijn sierraden die aan vrou wen hebben toebehoord. Aan de hand van de dia meter van vingerringen en armbanden kan immers worden vastgesteld of ze voor mannen of vrouwen bedoeld zijn. Nog duidelijker is wel een speciaal epi leerpincet van brons dat waarschijnlijk van een welge stelde vrouw was. Van de zeven in Aardenburg gevon den bronzen vingerringen waren er drie van vrouwen. Een daarvan bevat een gemme (een siersteen) van donkerblauwe glaspasta met daarop een afbeelding van de gevleugelde godin Victoria. Burgerlijk leven Typisch militaire voorwerpen zijn niet in grote hoe veelheden in Aardenburg teruggevonden met uitzon dering van een paar zogenoemde zwaardpuntbescher mers van been en enkele militaire mantelspelden. Wel zijn er veel voorwerpen gevonden die in een burgerlijke nederzetting thuishoren zoals hengels en andere onderdelen van kistjes en meubels, handvatten van sleutels en typisch burgerlijke mantelspelden en sierraden. Van andere vindplaatsen weten we dat deze voorwerpen vooral in civiele nederzettingen voorko men. Teugelringen en ander tuig duiden op de aanwe zigheid van paarden in Aardenburg. Die waren vooral in het bezit van het leger maar niet exclusief want ook welgestelde burgers bezaten ze, dus het gevonden paardentuig kan net zo goed van paarden van burgers afkomstig geweest zijn. Hoewel de metaalvondsten een militaire aanwezigheid niet uitsluiten wijzen ze toch eerder in de richting van bewoning door burgers. Enkele archeologen hebben geopperd dat het fort in de loop van de derde eeuw AD een burgerlijke nederzetting is geworden nadat de militairen wegtrok ken. Dit vanwege de vondst van een Gallo-Romeins tempeltje op het castellum-terrein. Het was immers niet gebruikelijk dat een dergelijk gebouw binnen de muren van een fort stond. Volgens de archeologen zou het tempeltje dan gebouwd zijn nadat de militai ren het fort verlaten hadden. Zou het niet zo kunnen zijn, en de metaalvondsten wijzen duidelijk in die richting, dat het tempeltje er al eerder stond omdat Aardenburg een overwegend civiele nederzetting was? 64 Zeeuws Tijdschrift 2008 j 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 64