auteur van het in 1974 heruitgegeven Onkruid: bota
nische wandelingen (ca. 1888), een soort Nederlandse
Walden. Net als Henry Thoreau mijmerde Van Eeden
in het honderden pagina's tellende Onkruid ongebrei
deld over alles wat hem inviel: de verbindingen tussen
botanie, geologie, meteorologie, etnologie en historie,
maar ook de akelige aanblik van aardappelvelden en
het opdringerig gedrag van honden.
Ergens in Onkruid meldt Van Eeden Sr. bij
voorbeeld dat het blad van de alchemilla vulgaris of
Vrouwenmantel hem herinnerde aan het mantel
tje van Nehalennia. Dit schoudermanteltje komt
alleen bij Nehalennia voor en is daarom door
auteurs een vroege vorm van 'Zeeuwse' klederdracht
genoemd. Van Eeden maakte in Onkruid veelvuldig
melding van de bekende doods-, vruchtbaarheids- en
moedergodinnen. Of ze nu Holda, Nerthus, Cybele,
Isis, Freija, Nehalennia of de H. Maagd heetten, al
deze gestalten waren naar zijn mening de poëtische
afspiegeling van de ene godin, Moeder Aarde, die zelf
weer een beeld was van de Natuur, voor wier schoon
heid onze voorvaderen een 'innig gevoel' hadden.
Nehalennia, machtig beschermster van de commer
cie ter zee, was in dit spiegelkabinet de personificatie
geworden van een bescheiden bodembedekker - die
weliswaar vooral op vochtige plaatsen gedijt. Maar zo
vreemd is dat nu ook weer niet: de ldeinste Europese
waterjuffer, de dwergjuffer, heet... Nehalennia speciosa.
De logica van het gevoel
Verwant aan Van Eedens gepieker over woordverban
den en afspiegelingen van de schone Natuur waren de
theorieën van de in Middelburg woonachtige filosoof
Arnold Cornelis (1934-1999). Tot het nadeel van de
laatste moet gezegd worden dat zijn Nehalennia-
speculaties veel verder verwijderd waren van de stand
van kennis van zijn tijd dan die van Van Eeden Sr.
Cornelis promoveerde tot doctor in de wijsbegeerte
aan de Rijksuniversiteit van Gent. Hij doceerde
filosofie en sociale theorie van de kennis aan de uni
versiteiten van Gent, Groningen en Amsterdam, en
bekleedde de leerstoel voor sociale theorie van kennis
en wetenschap aan de Vrije Universiteit Brussel. Zijn
hoofdwerk De logica van het gevoel behandelt de 'sta-
biliteitslagen in de cultuur als nesteling der emoties'.
Zijn theorieën over de Nehalenniacultus en etymolo
gie van de naam Nehalennia legde Cornelis ook vast
in dit vuistdikke boek, en wel in de derde afdeling,
die handelt over de 'mythische geborgenheid als cul
turele stabiliteitslaag van het natuurlijk systeem'. Een
zeer sympathieke bespreking van zijn opvattingen
leverde Henlc Postma in de jaargang 1999 van Zeeuws
Tijdschrift, inclusief de gebruikelijke sneren aan het
adres van de 'gevestigde kringen' en zich blind sta
rende oudheidkundigen: 'De filosofie van Cornelis,
geschraagd met de vrucht van zijn taalkundig onder
zoek geeft oplossingen voor raadsels die de oudheid
kundigen tot dusver met de mond vol tanden lieten
staan.'
Volgens Cornelis, die 'verder keek dan de dode
stenen van de archeologie', was er behalve de offi
ciële (Latijnse) overlevering een meer authen
tieke volkse, op de Keltische cultuur teruggaande
Nehalenniatraditie. Nehalennia was een symbool van
de culturele moederbinding en de volksmond zorgde
ervoor dat haar naam als aanduiding van de zandplaat
Neeltje Jans in de Oosterscheldemonding door de eeu
wen heen behouden bleef. Dat die naam Neeltje Jans
pas aan het begin van de negentiende eeuw opduikt
(en vermoedelijk ontleend is aan de stranding van een
gelijknamig schip) doet in dit verre visioen niet ter
zake. De uitgang 's' geeft aan, aldus Cornelis, dat het
gaat om een plaatsnaam, 'de verblijfplaats van Neeltje
Jan, in de vrouwelijke vorm Neeltje Jaan'. En Jaan
is verwant met Jeanne in het Frans en Joan in het
Engels. In het Engels verschijnt er een lichte d voor
de j van Joan in de uitspraak. De 'di' klinkt ook door
in de naam van de Romeinse godin Diana, dan krij
gen we 'dija'. Al deze namen 'gaan terug op de wortel
"(d)ija" die "doorschijnend licht" en dus helderheid
betekent.' Ook is er een verbinding mogelijk tussen
Jaan met de Keltische betekenis van 'ij(a)', dat water
aanduidt. 'Dan krijgt Jaan de betekenis van doorschij
nend licht op het water, waarbij een genezende of her
stellende kracht werd voorondersteld.'
Dergelijk geraaskal - het is maar een greep - toont
pijnlijk aan dat rijke titulatuur en imponerende func
ties geen garantie zijn voor gezond verstand. Eén
zwaai van de slopershamer volstaat om het schoon
schijnende kasteel der Corneliaanse verbanden ineen
te laten storten als de heilloze bouwval die het is.
Neeltje? Kende prof. dr. Cornelis, of all people, de
naam Cornelia niet?
80 Zeeuws Tijdschrift 2008 3-4