De verondersteld Hebreeuwse oorsprong van de naam Nehalennia is al te vinden in de Walcherse Arkadia van Mattheus Gargon uit 1715. De naam wordt hier afgeleid van 'nahal' ('stroom' en 'lei den') Vergezocht? Ach nee, de Zeeuwse veelschrij ver Marcus Boxhorn - tevens propagandist van de lange haardracht bij mannen - opperde in 1647 een Scytische oorsprong. In 1972 verscheen een studie van D. Hoekstra over de Phoenicische oorsprong van Haarlem (de inspiratie van Piet Oosthoek?), zo lezen we op het bijbelnet, waarin ook hij de naam Nehalennia rechtstreeks terugleidt op het Hebreeuwse 'nahal' als geleiden, én op 'aniah' als schip, zodat hij uitkomt op de plausibel schijnende vertaling van 'geleid het schip'. Een andere, onuitgegeven studie van C.J. Tromp Meester te Driebergen, 'bewijst' even eens een Israëlitische oorsprong van Nehalennia. Tromp Meester associeert Nehalennia echter met de Maria Magdalena uit het Nieuwe Testament. Liefhebbers van Dan Brown, opgelet! Wetenschappelijke verbeelding Het schoppen tegen de verkalkte schenen van geves tigde wetenschap, zoals Postma in zijn artikel over Cornelis, kan een vruchtbare tactiek zijn. Maar zolang de nieuwe idolen bij de minste aanraking tot stof uit eenvallen kun je de oude beter nog even laten staan in de tempel der kennis. Verbeelding blijft bij elke theorievorming, hoe reductionistisch en conventi oneel ook, onontbeerlijk: deductie noemen we dat. Nehalennia is de enige voorchristelijke godin die in ons land over twee tempels beschikt: in Colijnsplaat en Alphen aan den Rijn (archeologisch themapark Archeon). Beide replica's zijn van het galloromeinse type: een rechthoekige cella (centrale ruimte met cultusbeeld) met daaromheen een lagere porticus (overdekte zuilengang) en een voorhof. Voor dit type is gekozen, omdat het in onze streken algemeen bekend is; een tempeltje of kapel in het Aardenburgse castellum bijvoorbeeld, en de beroemde tempel van Eist. Men achtte het aannemelijk dat deze 'inheems- Romeinse' tempelvorm ook voor Nehalennia was toegepast, hoewel sommige ooggetuigen in de zeven tiende eeuw toch spreken van een 'Fondament van een ronden Tempel' of 'ronde Kapelle' bij Domburg. Wat Ganuenta betreft, hier verloor zelfs de des kundige bij uitstek P. Stuart, destijds verbonden aan het Museum van Oudheden te Leiden en de auteur van verschillende Nehalenniapublicaties waaron der de wetenschappelijke (Duitstalige) catalogus van de Colijnsplaatse vondsten, zijn wetenschappelijke schroom. Wat wij weten van Ganuenta is het resultaat van 'lukrake' opvisserij en avontuurlijke onderwater- archeologie van schatduikers: een rommelkelder van indrukken derhalve. Stuart echter noemt Ganuenta in zijn populaire uitgave Nehalennia, documenten in steen (Goes, 2002) behalve een pelgrimsoord (330 altaren tegen 40 in Domburg!) een havenstad en een 'centrum van handel en industrie', waar een overslag haven was 'met alle faciliteiten voor het verladen van de vrachten, met magazijnen van de schippersbeurs. Grote exportfirma's moeten er hun kantoren heb ben gehad. Er werd gehandeld en tot slot een offer gebracht aan de godin voor een goede afloop.' Net als in Domburg moet de tempel van Ganuenta van het galloromeinse type zijn geweest, meende Stuart. Archeologische vondsten die deze aanname schraagden waren er niet. Met de schaarse aangetrof fen blokken tufsteen, dakpannen, brokken metselwerk en tegels kon je het type niet reconstrueren. Toch komt de hardnekkige archeologische geest van puzzelarij de veronderstellingen van Stuart en andere deskundigen na enkele jaren alsnog te hulp. Sinds 1999 zijn Vlaamse amateur-archeologen bezig met het in kaart brengen van de bodem bij Ganuenta. In 2006 viel één onaanzienlijke vondst van de tempel locatie bijzonder op: een Romeinse dakpan, die in een hoek van 45 graden bleek afgezaagd. Op deze wijze bewerkte pannen werden gebruikt op gebouwen met een schilddak. En dat type dak bedekte óók de zuilen galerij rondom de cella van galloromeinse tempels. Aannemelijk dus dat de tempel bij Colijnsplaat van dit galloromeinse type was, zoals steeds is gedacht. Je hoeft het voormalig werkeiland Neeltje Jans niet met religieuze schroom te betreden om te beseffen dat ver beelding en speculatie onontbeerlijke componenten zijn van onze beeldvorming van het verleden, en vaak veel later pas worden gesanctioneerd door de saai ach terop sukkelende resultaten van de wetenschap. Of niet. 82 Zeeuws Tijdschrift 2008 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 82