(links) Johann Georg Mezger jr. in zijn studietijd. Overgenomen uit P.J. Kostelijk, 1971, z.p. (rechts) Tekening uit het Weekblad voor Nederland, bijv. van De Amsterdammer, d.d. 7 aug. 1887. Bella's Hoeve slaat op één van Mezgers boerderijen bij Landsmeer, die in 1884 door hooibroei was verbrand. Overgenomen uit P.J. Kostelijk, 1971, z.p. (linkerpagina) Terracotta buste van dr. Mezger door Henrietta Montalba (1856-1893). Foto Steven Molkenboer. schoonheid vond een groot deel van haar bekoring in haar eenvoud. Of, zoals Mezger het omschreef: 'Geen plaats aan de kusten der Noordzee, noch aan den Atlantischen Oceaan is er mede te vergelijken. Alleen enkele plaatsen aan de Engelsche kust kunnen in de schaduw staan van de Walchersche badplaats. Domburg is nog steeds de Asschepoester onder de badplaatsen, doch verdient een prinses te zijn.' Wie was de man, die deze woorden sprak? Brandende stompjes kaars Mezger stamde uit een Württembergs geslacht. Enkele jaren na het Congres van Wenen van 1814/1815 had zijn vader zich als slager in Amsterdam gevestigd, waar hij trouwde met het Nederlandse dienstmeisje Etje Nijland. Zij kregen tien kinderen, Johann Georg (ook wel Johan of Jan) was het derde kind en de eer ste zoon. Van jongs afhielp hij mee in de slagerij en vervolgens met het bezorgen van bestellingen bij de patriciërshuizen aan de grachten. Een buurman van de Mezgers was J.G. van Dillewijn, een oom van de latere dichter Albert Verwey, die als kind gefasci neerd was door de werkplaats van Mezger. Deze had niet alleen achter zijn zaak een opslagplaats voor het geslachte vee maar werkte ook 's avonds bij kaarslicht. Hij droeg dan een hoge hoed en had bovenop die 25 Zeeuws Tijdschrift 2008 j 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 27