In bijna zestig jaar is verscheidene malen op heel uiteenlopende wijze in het Zeeuws Tijdschrift
geschreven over de energievoorziening in de provincie. Werd er de eerste jaren vooral terugge
blikt op opwekkingsmethoden uit een recent verleden, later vestigt de aandacht zich op de toe
komst, in hoofdzaak op alternatieve energie. Door Marcel Migo
Eeuwenlang is het getij gebruikt om energie op te
wekken, vooral in Zuid-Holland en Zeeland. Verder
noordelijk is het getij te gering. Maar de getijmolens
zijn ook alweer geruime tijd niet meer actief. Sterker
nog: er zijn zelfs nauwelijks restanten van bewaard
gebleven. Een artikel over de verdwenen getijmolens
treffen we aan in een van de eerste jaargangen van het
Zeeuws Tijdschrift, in 1956. In het artikel 'Getijmolens
in Nederland - vaak een onbekend begrip' door
A. lutein Nolthenius worden we meegevoerd langs
de plaatsen in Zeeland waar eens getijmolens ston
den. 'Zou deze energie ooit weer gebruikt worden?
Eenmaal bijna, in Hansweert. De hydropulsator was
reeds besteld - een soort waterram voor kleine verval
len, uitgevonden door Abraham in 1911; maar door de
Eerste Wereldoorlog ging dit niet door. Het Deltaplan
wekt wel weer verwachtingen, maar misschien, dat
wanneer het zover is de atoomenergie alles overvleu
gelt, zoals de stoomkracht eenmaal de getijmolens ten
dode heeft gedoemd.'
Blowing in the wind
Van een alles overvleugelende aandacht voor atoom
energie in het Zeeuws Tijdschrift is in de decennia
daarna beslist geen sprake. Hoewel er uitgebreid is
bericht en gespeculeerd over de ontwikkelingen van
het Sloegebied, zelfs over de planologische ontwikke
ling van het dorp Borssele, vinden we nauwelijks een
regel over de kerncentrale. Aandacht voor alternatieve
vormen van energieopwekking was er wel, vooral
voor windenergie. In ZT 34 (1984) 4 zet ir. M. van
Oosten-Snoek in haar bijdrage Windturbines in het
Zeeuwse landschap uiteen hoe op een verantwoorde
manier windmolens kunnen worden ingepast in het
60 Zeeuws Tijdschrift 2009 j 1-2