De elektrische centrale van Westdorpe en de machinezaal (1957)
Zeeuwse landschap. Over de aard en schaal van deze
nieuwe ontwikkeling is ze realistisch. 'Deze vorm van
energieopwekking kan worden gekarakteriseerd als
milieuvriendelijk en met mogelijkheden voor klein
schalige toepassing.' Zowaar krijgen de voorstanders
van 'atoomenergie' nog een veeg uit de pan. Als wraak
op hun criticasters zouden zij het argument van de
horizonvervuiling inbrengen.
Een kleine tien jaar later in ZT 43 (1993) 1 ziet
Arnold Parre grotere toepassingsmogelijkheden. Hij
ziet 'vanwege het windregime' Zeeland als een 'uiterst
geschikte plek voor het opwekken van stroom uit
wind. De fysieke omvang van het nieuwe type wind
turbine zorgt daarbij voor een geheel nieuwe futuris
tische skyline.' Ook Parre relativeert het aandeel dat
windmolens in de totale energiebehoefte kan leveren,
al ziet hij wel kansen. 'Een eenvoudig rekensommetje,
waarbij wordt uitgegaan van de nieuwste windturbi
nes, bewijst dat windenergie alleen een aanvulling is
op het nog steeds stijgend energieverbruik.'
Centrale energiebehoefte
Het artikel De centrale te Westdorpe in ZT 7 (1957)
beschrijft het einde van de 'gedecentraliseerde elek
triciteitsvoorziening in Zeeland'. De eerste steen
voor het centrale gebouw werd slechts 35 jaar eerder
gelegd door de toenmalige Commissaris der Koningin
Jhr. Mr. J.W. Quarles van Ufford. Het produceerde
jaarlijks in de eerste jaren nog geen twee miljoen
kWh. In 1953, het laatste volle bedrijfsjaar van de cen
trale, was de behoefte gestegen tot circa 34 miljoen
kWh. De centrale werd na de sluiting in 1954 nog
enkele jaren gebruiksklaar gehouden om 'indien de
Scheldekruising onverhoopt onklaar mocht geraken,
te kunnen bijspringen'.
Over de periode van schaalvergroting na de jaren
vijftig en zestig staat nauwelijks iets beschreven.
Een uitzondering daarop vormt het derde nummer
van 1965 dat zo ongeveer de gehele op dat moment
actuele stand van zaken van de Zeeuwse econo
mie, sociale geografie en infrastructuur beschrijft.
Onder meer wordt opgeroepen de mogelijkheden
van de verzoeting van de Deltameren te onderzoe
ken. In 1965 ligt het elektriciteitsverbruik van de
Zeeuwse kleinverbruiker 25 procent achter op dat
van de gemiddelde Nederlander. Geconstateerd
wordt dat die 'achterstand' razendsnel wordt inge
lopen en dat de behoefte aan nieuwe centrales dus
toeneemt. Volgens de opstellers van het artikel ligt
het voor de hand die nieuwe centrales te bouwen in
de Kanaalzone, 'gezien de industriële ontwikkeling
aldaar'.
6i Zeeuws Tijdschrift 2009 1-2