Klaas Hendrikse staat van onze cultuur, dat een boek als dit zo'n hon gerige belangstelling wekt. Ons ideologisch 'rugzakje', om een geliefde term van Klaas Hendrikse (1947) eens te gebruiken, is intussen heerlijk opgeruimd, maar toch blijven we hangen aan vormen en struc turen die het gevolg en het voertuig van die ideolo gieën waren. De erfenis wordt afgewezen, maar we weigeren tegelijk het voorvaderlijk erf te verlaten. De sociaal-democraten deden het socialisme in de ban, het CDA lonkt naar de islam en progressieve christe nen hebben de Verrijzenis, het hiernamaals en zelfs het Opperwezen naar het rommelhok gebracht. Allen noemen zich echter nog altijd sociaal-democraat, christen-democraat of christen. Hendrikse, PKN- predikant in Middelburg en Zierikzee en 'overtuigd atheïst', loopt tamboererend voor de begrafenismu- ziek van kerk en godsbeeld uit, en dat heeft opmerke lijk veel aandacht opgeleverd. En bewonderenswaar dige verkoopcijfers en herdrukken. Wat Klaas Hendrikse betoogt is bekend. Hij neemt het op voor mensen die het geloof in het 'bestaan' van God hebben opgegeven. Zijn boodschap: je hoeft niet te geloven dat God bestaat om in God te kunnen gelo ven. Voor Hendrikse is de overtuiging dat God niet bestaat zelfs een voorwaarde om het beroep van pre dikant te kunnen uitoefenen. In zijn boek 'schept hij orde' in de spraakverwarring rond termen als bestaan, atheïsme, geloven en God. Met de bijbel in de hand laat hij zien hoe het ooit begon en hoe het nog steeds gaat: God bestaat niet, maar 'trekt mee met mensen die onderweg zijn'. Zonder mensen is God nergens, weet de auteur. Hendrikse is een goed en vlot verteller en je kunt ook om hem lachen, maar zijn boek is toch een beetje een lege doos. Net als zijn grote voorganger Kuitert, die een nogal verward voorwoord leverde voor Geloven in een God die niet bestaat, worstelt hij met zaken die buiten de muren van de lcerlc al minstens honderdvijftig jaar zijn uitgemaakt. Ook Hendrikse heeft eindelijk de oude geloofsartikelen bij de vuil nis gezet en zegt 'dat God niet bestaat, maar gebeurt, of lean gebeuren'. Datzelfde kun je natuurlijk van de wind zeggen. Een probleem is dat Hendrikse cate gorisch weigert theologisch jargon te gebruiken, een prijzenswaardig maar te strikt doorgevoerd principe waardoor zijn bewust voor gewone mensen geschre ven betoog iets banaals krijgt, een air van overbo digheid ook. Er wordt immers niks nieuws verteld, de natuurwetenschappelijke ontwikkelingen liggen al heel lang als een steen op de theologische maag. Hendrikses originaliteit berust erin dat hij enerzijds de kerkelijke autoriteiten aanvalt wegens de starre volharding in oude formules en dogma's, terwijl de meeste gelovigen allang de 'antwoorden' achter zich hebben gelaten, maar de 'vragen' hebben behouden. Anderzijds verwijt hij de atheïsten dat ze bij hun kri tiek nog altijd uitgaan van de 'God van belijdenissen en dogma's. De meeste gelovigen zullen daar hoog uit de Sinterklaasachtige God van hun kinderjaren in herkennen, die destijds met de Dinky Toys en de Meccanodoos op zolder is gezet.' Mooi gezegd, maar waar hoort de atheïstische predikant dan zelf thuis? Hij wil niet in de huidige kerk blijven, maar er ook niet uit stappen. Want er is verandering mogelijk. Hendrikse oppert een toekomstvisie op een kerk waar in Jezus geen speciale rol meer speelt. 'De kerk als eetcafé' luidt de titel van een paragraaf, een gebouw met een radicaal veranderd interieur. 'De bijbel ligt op de boekentafel, naast de Koran, de Veda's, de boe ken van de Dalai Lama en Toon Teilegen, en de krant.' Kortom, de kerk als niet-kerk, als buurthuis. Dan kies ik toch liever voor een normaal café, waarvan je de bedoeling en de functie kent. Want een grote zwak- 66 Zeeuws Tijdschrift 2009 j 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2009 | | pagina 70