Signalementen samenstelling Jan J.B. Kuipers Water en lucht Rik Launspach, 1953. Amsterdam: De Bezige Bij, 2009. ISBN 978 90 234 2989 o, 19,90. Wim Adriaansen, Jons Viruly igoj-ig86, vlieger en schrijver. Vleugels aan het woord gegeven. Zaltbommel: Aprilis, 2008. ISBN 978 90 5994 223 3, 29,95. 1953 moest een film worden. Maar de film ging niet door en toen werd het een boek. Het boek verscheen en ook de film werd - in een andere opzet - alsnog gemaakt. De Storm gaat in september in première tij dens Film by the Sea in Vlissingen. Acteur, regisseur, scenarioschrijver en nu ook romancier Rik Launspach (in 1993 won hij het Gouden Kalf voor beste acteur voor zijn rol in de film Oeroeg) maakte met zijn romandebuut 2953 zeker een zeer lezenswaardig boek. De Ramp, toch al een onderwerp dat zich in principe leent voor dramatische en zenuwslopende vertolkin gen, is in de handen van deze bekwame piotbouwer niets meer en niets minder dan dat: een Ramp, die uiterst plastisch wordt verbeeld in de belevenissen van een kleine groep protagonisten met stuklopende levens. Julia raakte het kind kwijt dat ze een maand vóór de Ramp baarde; in haar zoektocht door het door de Watersnood vernielde Schouwen wordt ze bijge staan door een andere verloren ziel, de gedeserteerde soldaat en ingenieur Rutus. Hoewel we in dit boek ook de belevenissen volgen van verschillende andere personages, onder wie Joost van de Ven, de op de 'vader van het Deltaplan' Johan van Veen gebaseerde 'klokkenluider' bij de niet in beweging te branden Rijkswaterstaat, is de plot een stuk simpeler dan in die andere recente grote Ramproman, De verdronkene van Margriet de Moor (besproken in ZT 55(2005)5/6). En dat werkt beter, de Ramp zelf overschaduwt immers alles en de leeservaring lijkt in verband met dit onderwerp alleen maar gehinderd te worden door moeizaam gespeel met identiteiten en literaire con structies. Toch merkte ik dat ongeveer halverwege 3953 de literaire verwerking van de grauwe werkelijkheid in die afschuwelijke februaridagen werd ingehaald door een gelikte filmaanpak met iets te spectaculaire individuele acties en spanningsbogen. De hoofdperso nages, onberekenbaar en ondoorgrondelijk als 'echte' mensen, krijgen daardoor een iets te 'plat' accent, ze worden weer minder levensecht. De meeste bijfiguren vertonen overigens een zeer realistisch, meestal wan kelmoedig en zelfzuchtig gedrag; ook in de beschrij ving van de levens na de Ramp, aan het eind van de roman, toont Launspach zich bij zijn soms dilcge- smeerde avonturenaanpak een scherp observator van het menselijk gedrag. In een interview voor een regionale krant ging Launspach serieus in op de vraag waarom er 'nooit eerder een roman of film' over de Watersnoodramp is verschenen. Bij zijn research en veldwerk heeft hij dit aspect toch wat verwaarloosd, getuige de hierbo ven genoemde roman van De Moor en talloze andere fictionele publicaties, in 2003 nog voor een deel bij elkaar geharkt in de bloemlezing Na de watersnood van Ad Zuiderent (besproken in ZT 53(2003)4/5). Ook aan andere regionaal-historische bijzonderheden schort het een en ander; zo rust Launspach Julia en haar zusje Bekka bij een kerkgang kort vóór de Ramp uit in een klederdrachtachtige outfit (zwart met witte kapjes), terwijl juist op Schouwen de dracht destijds al vrijwel verdwenen was. De door en door Zeeuwse vissersjongen die het kind bij Julia verwekte heet Diewer, een eerder Noord-Nederlandse naam; behoor lijk ongebruikelijk in Zeeland in elk geval, zeker in de vroege jaren vijftig. Ook het opvoeren van verzonnen dorpjes als Oostennabije en Arknesse werkt nogal vervreemdend op Zeeuwse lezers, hun leven lang geconfronteerd met de geografie van hun gewest en de historie van de Ramp, vaak nog uit eigen herin nering. Schouwen wordt hiermee een min of meer denkbeeldig eiland, terwijl Launspach aan de andere kant de gruwelijke realiteit van de Ramp aan de hand van zijn verzonnen karakters overtuigend weet over te brengen. Het introduceren van eeuwen geleden verdronken Zeeuwse dorpen als Kouwerve (Couwerve) en Moggershil als nog bestaande plaatsjes vind ik wel een aardige vondst. Buiten de provincie gelden al zulke muizenissen wellicht minder. Wat vindt een willekeurige recen sent uit een niet-Rampgebied, Karin Overmars in De Twentsche Courant Tubantia van Launspachs epos? 'Een kolos van een debuutroman over de watersnood- 92 Zeeuws Tijdschrift 2009 j 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2009 | | pagina 92