niets. Wat de zee aanspoelde en waarop je 's ochtends
om vijf uur uitging, dat was iets. Krabben en mosselen,
die bij eb aan de dijk waren gevonden, dat was iets.
De toren van Middelburg opklimmen, de schepen
zien varen... Die jeugd was een schaücamer van bibli
otheekboeken lezen, en zwemmen, en naar de verre
oorlog aan de Belgische kust over de Schelde heen
kijken. Alles tezamen is dat leven boordevol geweest.
De essentiële dingen leert een mens nu eenmaal als
hij jong is.' Bovendien debuteerde de jonge Viruly met
poëzie in het weekblad De Westkappelsche Courant,
geredigeerd door bovenmeester Gillis Houtekamer.
In die jeugd waren er ook contacten met een ande
re import-Wesücappelaar: de latere schrijver-journalist-
dichter Jan Campert, zoon van de dokter op het dorp.
Kort na verschijning van Hans Renders' monumentale
biografie Wie weet slaag ik in de dood (2004) ontstond
het postume schandaal omtrent Camperts vermeende
verklikkerspraktijken in kamp Neuengamme, een nieu
we smet op het toch al wat aangetast blazoen van de
dichter van 'Het lied der achttien doden'. Net als Viruly
was Jan Campert in zijn jeugd betrokken bij die merk
waardige jongerenvereniging van Praktisch-Idealisten,
echter minder prominent dan Jons Viruly die in 1927
nog even de leiding van de PIA zou hebben. Niet alleen
de literatuurhistorie van Westkapelle, maar ook de cul
tuurgeschiedenis van Walcheren in de twintigste eeuw
zou zeer verrijkt worden met een studie naar de rol van
dat wonderlijke, bijna exotische complex van theosofie,
antroposofie en biologisch-dynamische landbouw; een
rol die nog altijd niet is uitgespeeld, al is Loverendale
allang op andere leest geschoeid en houdt de
Christengemeenschap geen diensten meer in de Kapel
van Hoogelande. Viruly verliet het nevelige domein van
de theosofie om in meer concrete zin het luchtruim te
kiezen, maar wél bleef hij zijn leven lang een idealist
en pacifist. Want - 'de essentiële dingen leert een mens
nu eenmaal als hij jong is'.
Fotograferen vanonder het schort
Ada van Hoof (red.), "Voor later". Neeltje Flipse-
Roelse, fotografe (1921-2008). Westkapelle: Stichting
Polderhuis Museum, 2008. ISBN 978 90 79210 02 2.
Neeltje Flipse-Roelse was eveneens een met de cul
tuurhistorie van Westkapelle in de twintigste eeuw
verbonden figuur, maar met een andere achtergrond
dan Viruly en Campert. Deze zeer verdienstelijke
amateurfotografe had haar voorvaderlijke roots in
het dorp. Ze kwam uit een iets minder prominent
milieu, genoot alleen het achtklassig lager onderwijs
en liep als kind en jonge vrouw (tot 1947) nog gewoon
in dracht. Neeltje Flipse-Roelse, fotografe (1921-2008),
een uitgave van Stichting Polderhuis Museum, geeft
een goed overzicht van haar leven en een in thema's
verdeeld representatief overzicht van haar decenni-
enlange activiteit als fotografe. Die thema's behelzen
voor de hand liggende onderwerpen als 'De oorlog',
'Het dichten van de dijk', 'De Wederopbouw en
Water'. Op haar vijftiende kreeg Neeltje een fotoca
mera van haar ouders en meteen was er geen houden
meer aan. Op de zolder van haar huis maakte ze zelf
een donkere kamer; ook werd ze nog voor de oorlog
lid van de Camera Club in Middelburg - als één van
de twee vrouwelijke leden. Artisticiteit speelde een
beduidend mindere rol bij Neeltje dan de drang tot
documentatie van de meest uiteenlopende aspecten
van het dagelijks leven; niet alle foto's in het boek zijn
technisch en artistiek even geslaagd. Maar met name
haar tijdens de oorlog, vaak clandestien genomen
opnames zijn van grote historische waarde. Taferelen
uit die jaren legde ze bijvoorbeeld vast vanuit het dak
raam of door haar camera stiekem onder de schort
van haar dracht te verstoppen. Neeltje legde ook de
Neeltje Roelse in 7939 (foto uit het besproken boek)
94 Zeeuws Tijdschrift 2009 3-4