Voor een 'provincie in de periferie'1 lijken innovaties
op het gebied var. de infrastructuur, zoals de afdam
ming van zeearmen eh spoorwegaanleg een conditio
sine qua non voor groei, ontwikkeling en vooruitgang.
In die zin is er ook vaak over het vermeende isole
ment van de provincie Zeeland gedacht en werd de
oplossing gezien in de eerdergenoemde infrastructu
rele innovaties. Van de Zeeuwse spoorlijn (1872) wer
den grootse dingen verwacht.2 De aansluiting op het
Duitse achterland zou de regio structureel voorspoed
en economische groei brengen.
Een vergelijkbaar optimisme was er waarneem
baar toen in de periode na 1953 het Deltaplan vasté
vormen begon aan te nemen. Naast de veiligheids
aspecten werden de economische voordelen breed
uitgemeten. Betere verbindingen met het achterland
en de Randstad zouden - door de tot stand gebrachte
ontsluiting van de regio - de gewenste ontwikkeling
en vooruitgang teweegbrengen. Het optimisme van
de zogenoemde 'Deltaboys' werkte aanstekelijk op het
vestigingsplaatsbeleid van de lokale en regionale over
heden. De uitkomst van het gevoerde regionale ont
wikkelingsbeleid was echter minder hoopgevend. De
Zeeuwse économie ontwikkelde zich eenzijdig (vooral
de chemische nijverheid vestigde zich in de regio)
en werd daardoor in sterke mate afhankelijk van de
wereldmarkt en de internationale conjunctuur.
Het is hier nu niet de plaats hierop verder in te
gaan. In dit verband kan volstaan worden met de con
statering, dat de impact van infrastructurele vernieu
wingen op de ontwikkeling van de regio groot was.
Die overwegingen leiden tot de belangwekkende vraag
of de veranderingen in de structuur van de Zeeuwse
economie en samenleving ook hun invloed hadden
op een bij uitstek Zeeuws instituut als de Zeeuwse
Bibliotheek. Welke impact had de ontsluiting van de
provincie en de - als gevolg daarvan - zich wijzigende
structuur van de regio op de organisatiestructuur
van de Zeeuwse Bibliotheek in het algemeen en het
aanschaffingsbeleid in het bijzonder? Het ligt immers
voor de hand te veronderstellen, dat - wanneer der
gelijke ingrijpende veranderingen zich in een samen
leving voltrekken - nieuwe vragen rijzen en onver
moede problemen zich aandienen, in het verlengde
daarvan valt te verwachten, dat verantwoordelijke
bibliothecarissen zich in hun beleid laten inspireren
n Zeeuws Tijdschrift 2009 5-6