garnizoenscommandant dreigde hierbij dat hij zijn troepen op Hollands grondgebied zou stationeren. In juni 1809 besloot koning Lodewijk Napoleon om luitenant-generaal Bruce naar Walcheren te sturen, omdat hij vond dat zijn bevelhebbers ter plaatse niet tegen Monnet opgewassen waren. Bruce kreeg als uitdrukkelijke opdracht mee dat zijn officieren alleen zijn orders, en dus niet van de Fransen, mochten opvolgen. Speedy victory In reactie op de komst van de Britse invasievloot stuur de Monnet op 28 juli zijn plaatsvervanger brigadege neraal Osten met 1500 man naar het noordoosten van Walcheren. Ook Bruce verzamelde daar een troepen macht. De Hollandse generaal had echter de opdracht bij een Britse inval zich op Zuid-Beveland terug te trekken en was dan ook niet van plan veel weerstand te bieden. Nog voordat de Britten voet aan land hadden gezet, stuurde hij een brief aan het gewestelijk bestuur in Middelburg met het verzoek vijftig hoogaarzen beschikbaar te stellen voor zijn aftocht.6 De Fransen bleken echter ook niet in staat tot veel verzet. Door het hevige vuur vanaf Britse schepen brak er al snel paniek uit en twee Pruisische compagnieën sloegen op de vlucht. Osten zag zich gedwongen zijn troepen van het strand terug te trekken en ten zuiden van Middelburg een nieuwe verdedigingsstelling in te rich ten. De Britse landing bij Breezand in de namiddag van 30 juli ondervond dan ook geen enkele tegenstand. Nog dezelfde avond stonden de Britten voor de De Engelse landing bij Breezand op 30 juli 1809. poorten van Veere, waar de Hollanders hun verdedi ging hadden geconcentreerd. De verouderde verde digingswerken van de stad bestonden uit slechts één wal met 55 kanonnen. Bij een inspectie in 1808 was al geconstateerd dat door het tekort aan voorraden en troepen Veere bij een sterke aanval waarschijnlijk slechts één dag zou kunnen standhouden. De zuinige Hollandse regering had echter geen extra voorraden beschikbaar willen stellen, omdat deze anders toch alleen maar in vijandelijke handen zouden vallen. Ook voorstellen tot versterking van de vesting wer den afwezen omdat dit te veel geld zou kosten. In de zomer van 1809 had de stad een zwakke bezetting van slechts zeshonderd man, gecommandeerd door een ijzervreter, luitenant-kolonel Bogaert. Het stads bestuur was minder krijgshaftig en verschool zich in de vroege ochtend van 31 juli in de kelder van het stadhuis. Van hieruit drongen de Veerse regenten bij Bogaert aan op een snelle capitulatie van de stad. Bogaert verklaarde dat het zijn plicht als officier was om te vechten en dat hij iedereen die over capituleren sprak als een verrader van het Koninkrijk Holland beschouwde. Ook enkele 'fatsoenlijke burgervrouwen' en drie predikanten, die op last van het stadsbestuur bij de Hollandse commandant een overgave bepleit ten, kregen nul op het rekest. Britse schepen bestookten op 31 juli de hele dag Veere. De stad liep door de hevige beschieting zware schade op maar het verlies aan mensenlevens viel mee. Vier soldaten sneuvelden, terwijl er onder de burgerbevolking geen doden vielen. Toch leek over- 34 Zeeuws Tijdschrift 2010 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2010 | | pagina 34