'De hoge dijken bieden thans fraaie uitzichten. Mogen zij tot in lengte van jaren voor altijd kan een mens niet zeg gen dit gebied be schermen.' eerste jaren van de polder, aan het begin van de twin tigste eeuw. Het gaat onder meer over de spectaculaire storm van 12 maart 1906, toen de dijken het bijna begaven. Beschreven wordt hoe lastig het die eerste jaren was de ongelijke gronden te beploegen. Maar het was vooral een periode van opbouw, zowel fysiek - er moesten straten worden aangelegd, dijk- en kavelsloten gegraven - als op het geestelijk vlak: de stichting van een nieuwe parochie. Beschreven vooral aan de hand van het geheugen en de bibliotheek van pastoor Werkers met wie de auteurs een 'wonderlijke ontmoeting' hadden. 'Dat wij hem niet direct als gees telijke herkenden, kwam door zijn werkkleding die liet vermoeden dat hij naast zijn pastorale taak ook veel han denarbeid deed.' Aan het slot van het artikel 'Volkenrechtelijke aspecten van het Deltaplan' van de hand van M.C. Verburg (ZT 7 (1957) 4) legt de auteur uit waarom het toch zo lang duurt eer de (hernieuwde) inpoldering in Oost-Zeeuws-Vlaanderen zijn vervolg zal krijgen. 'De inpoldering laat op zich wachten omdat de Belgen hiertegen bezwaar hebben.' Zij hadden uitgerekend dat inpoldering van het Verdronken Land van Saef- tinghe de stormvloedstanden in Antwerpen met wel 15 cm zou kunnen verhogen. Volgens Nederlandse berekeningen zou hooguit sprake zijn van 5 cm. 'De schorren die zich uitstrekken wachten reeds 50 jaar op bedijking.' 57 Zeeuws Tijdschrift 2010 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2010 | | pagina 57