Signalementen
Nieuw-Nederlandse Indianen en Zeeland
samenstelling Jan J.B. Kuipers
Hans Krabbendam en Carolina Groen, Zeeland
herontdekt Amerika 1609-2009. Middelburg: Roosevelt
Study Center, 2009, 1,00.
Kees-Jan Waterman, Jaap Jacobs Charles T.
Gehring, Indianenverhalen. De vroegste beschrijvingen van
Indianen langs de Hudsonrivier (i6og-i68o). Zutphen:
Walburg Pers, 2009. ISBN 978 90 5730 626 6, 22,50.
Hans Krabbendam, Cornelis A. van Minnen, Giles
Scott-Smith (ed), Four centuries of Dutch-American
relations. Amsterdam: Boom, 2009. ISBN 978 90
8506 653 8, 49,50.
Rob Ruggenberg, Manhatan. Amsterdam /Antwerpen:
Querido, 2009. ISBN 978 90 451 0764 6, 14,95.
Het Hudsonjaar 1609-2009 is ook in Zeeland druk
gevierd: met (vooral) exposities, een Amerikadag in
het MuZEEum te Vlissingen, lezingen en een cursus
en natuurlijk met de presentatie van het kolossale
Four centuries of Dutch-American relations, een project
van het Roosevelt Study Center (RSC) in Middelburg.
Maar wat had Zeeland in directe zin te maken met de
reis van Henry Hudson, die voor de Verenigde Oost-
Indische Compagnie in 1609 vruchteloos op zoek
ging naar een doorgang naar Azië en de rivier opvoer
die later zijn naam kreeg? Weinig tot niets, zo blijkt
ook uit het aardige gidsje Zeeland herontdekt Amerika
1609-2009 door Hans Krabbendam en Carolina
Groen van datzelfde RSC. Zeeuwse kooplui volgden
met grote aandacht de verrichtingen van Hudson
en waren uiteraard sterk betrokken bij de in 1621
opgerichte West-Indische Compagnie, dankzij welke
Nieuw-Amsterdam (het latere New York) kon wor
den gesticht, de hoofdstad van Nieuw-Nederland, en
omliggende dorpen zoals Vlissingen en Middelburg.
Maar dan hebben we het 'typisch Zeeuwse' in relatie
tot Manhattan en omstreken wel gehad, de lotgevallen
van individuele Zeeuwen daargelaten. Het enige echte
'Zeeuwse' wapenfeit is misschien de kortstondige
herovering van het in Britse handen overgegane New
York door de Vlissingse zeeheld Cornelis Evertsen,
waarover Doeke Roos een artikel publiceerde in
het decembernummer 2009 van het tijdschrift
Nehalennia. Tijdens zijn expeditie naar de West (1672-
1674) veroverde Evertsen New York op de Engelsen en
noemde het 'Nieuw Oranje'.
De inbezitname van de nieuwe kolonie bracht
Nederlandse handelaars en kolonisten in direct con
tact met indianen. Nederlandse predikanten, bestuur
ders en reizigers noemden hen overigens bijna steeds
'wilden' in hun verslagen aan het thuisfront. Een col
lectie van deze (reis)verslagen, brieven en journalen
is verzameld in het aantrekkelijke Indianenverhalen.
De vroegste beschrijvingen van Indianen langs de
Hudsonrivier (1609-1680). De lezer die niet gewend
is aan het zeventiende-eeuwse Nederlands moet even
doorzetten, maar de beloning is een serie boeiende
contemporaine inkijkjes in een lang verwaarloosd
onderdeel van 'onze' historie. Welke oud-lezer van
jongensboeken kent nu niet legendarische aanduidin
gen als Mohawks en Irokezen? De Hollanders die in
Manhattan en omstreken waren beland, berichtten
met fascinatie, vaak afschuw en 'soms bijna etnogra
fische afstandelijkheid' over hun belevenissen met
de autochtone bewoners van Nieuw-Nederland. De
behandelde onderwerpen omvatten onder meer het
uiterlijk, de kleding, behuizingen en leefwijze van
de inheemsen; belangwekkend materiaal, vooral ook
omdat er uiteraard geen geschreven indiaanse bron
nen bestaan over deze periode en regio. Met hun
beschrijvingen etaleerden de Nederlandse kolonisators
en passant ook hun eigen (voor)oordelen. Eén van
de beschrijvers is Isaac de Rasière, in 1585 geboren
in Middelburg. In 1626 ging hij als secretaris naar
Nieuw-Nederland. Na zijn terugkeer enkele jaren later
schreef hij een memorie voor WIC-bewindhebber
Samuel Blommaert, met veel aandacht voor indiaanse
zaken. De indianen zijn, zo meldde hij, zo tot vrij
heid geneigd dat ze 'door geen middellen tot arbeyt te
brengen en sijn'; het manvolk was over het algemeen
'Lanckachtich, wel gepropotionnert van Leden, van
67 Zeeuws Tijdschrift 2010 1-2