en 'a Dutch man of War handelt. Ten tweede dat de
kapers slechts een deel van de menselijke lading heb
ben meegenomen. Waarom niet de hele lading? Het
antwoord op deze laatste vraag is vrij simpel: voor de
Engelsen en Nederlanders bestond er nog nauwelijks
een markt voor Afrikaanse slaven. In tegenstelling
tot het Iberisch schiereiland kenden Engeland en
Nederland geen slavernij. Toen in 1596 een groep
van ruim honderd Afrikaanse slaven, gekaapt van
een Portugees schip, in Middelburg als buit aan land
werd gebracht, wist men zich geen raad. De Staten
van Zeeland verbood de verkoop van de Afrikanen.
Zij werden vrijgelaten en waarschijnlijk aan hun lot
overgelaten.
In de Engelse en Nederlandse nederzettingen in
de Nieuwe Wereld bestond er al wel vraag naar sla
venarbeid, zoals blijkt uit de gebeurtenissen rond de
Treasurer in Virginia en Bermuda. Maar de Engelsen
en Nederlanders bezaten toen slechts een paar kleine
nederzettingen. De vraag naar slavenarbeid zal er
gering zijn geweest. Maar omdat er in deze jaren geen
sprake was van Nederlandse of Engelse trans-Atlanti
sche slavenhandel, moeten de slaven in deze koloniën
wel afkomstig zijn geweest van gekaapte Portugese en
Spaanse schepen. De gebeurtenis in Virginia in 1619
is hiervan een vroeg voorbeeld.
De White Lion
Journalist Tim Hashaw heeft uitgebreid onderzoek
gedaan naar de White Lion en hij meent dat:
Captain Jope, the so-called Dutch mystery man in
John Rolfe's famous letter, and called 'Flemish'
in a letter that John Pory wrote to sir Dudley
Carlton, in fact came from Merifield in Stoke
Climsland Hundred. a Calvinist minister, in
1619 thirty nine-year old Reverend [John Colyn]
Jope commanded the 140-ton White Lion sai
ling out of Plymouth, England, and Flushing, in
the Netherlands Captain Jope, with a crew of
eighty men, set sail in the White Lion for the West
Indies with a letter of marque from the Protestant
Dutch Prince Maurice, 14
Om drie redenen kan deze White Lion niet de 'man of
warre of Flushing' zijn geweest die de eerste Afrikaanse
slaven in Virginia heeft afgeleverd. Waarschijnlijk is
Hashaw op het verkeerde spoor gezet omdat er in de
Engelse bronnen sprake is van een White Lion, maar
nu worden in vroegmoderne bronnen buitenlandse
namen en begrippen veelal in de eigen taal weergege
ven, in dit geval is de Nederlandse naam Witte Leeuw
verengelst tot White Lion.
Allereerst is er in deze jaren in Zeeland geen
Engels schip genaamd White Lion of een Engelse kapi
tein met de naam Jope geweest. Dit kan met een grote
mate van zekerheid worden gesteld, omdat in Zeeland
een belasting werd geheven op alle buitenlandse sche
pen: het zogenaamde ankerariegeld. De registers van
deze belasting zijn bewaard gebleven en in de jaren
1616 tot en met 1619 wordt geen melding gemaakt
van een White Lion, een Witte Leeuw, of een schipper
genaamd Jope.D Daarnaast is er in Engelse bronnen
sprake van een 'man of warre of Flushing' in het bezit
van een commissie van Prins Maurits, maar de twee
instanties die een dergelijke commissie- of kaperbrief
in Vlissingen konden uitgeven - stadhouder Maurits
van Nassau (1567-1625) en het Admiraliteitscollege
in Zeeland - hebben een dergelijke commissie aan
schipper Jope, of het Engelse schip White Lion, niet
verleend.16
Ten slotte heeft er geen rechtszaak in Engeland
plaatsgehad, waarbij een schip genaamd White Lion
was betrokken. De eigenaren van andere Engelse
schepen die werden verdacht van zeeroof, zoals de
Treasurer en de Neptune, werden wel gedaagd voor
de High Court of Admiralty, maar geen White Lion.
Overigens is er in januari 1621 wel een Spaans schip
in Plymouth kortstondig aan de ketting gelegd, omdat
het door het Zeeuwse schip Witte Leeuw in West-Indië
was genomen.V
De Witte Leeuw
Begin augustus 1619 verleende Prins Maurits een
commissie aan schipper Andries Veron van de Witte
Leeuw. Het schip was eigendom van de Zeeuwse
kooplieden Geleyn Adriaensz Boer, burgemeester van
Vlissingen, Samuel Veron en Jacques L' Heremite.
Het schip kreeg het recht om naar West-Indië te
varen. Op grond van de resolutie van 24 maart
1611 van de Staten-Generaal mocht Andries Veron
geweld gebruiken tegen de onderdanen van de
koning van Spanje en hun bondgenoten indien zijn
schip werd aangevallen. Op 19 augustus 1619 legde
schipper Veron volgens de commissiebrief voor het
Admiraliteitscollege in Zeeland de eed af.lS
Over de activiteiten van de Witte Leeuw in West-
Indië is weinig bekend. Op 18 januari 1621 over-
24 Zeeuws Tijdschrift 2010 3-4