WIR SETZEN UNS MIT TRANEN door ANDRÉ VAN DER VEEKE Een bleke voorjaarszon. Het juiste weer voor een kruisiging. Mijn vrouw en ik zijn op weg naar de Sint Baafs in Aardenburg. Bij het gehucht Draaibrug zoek ik oogcontact met de boerderij waar ik een jaar of vier geleden een week gebivakkeerd heb vanwege een kunstproject. Ik ken de intimiteit van schuren en stal len, dus ik bekijk als het ware binnen- en buitenkant. Staat het Vlaamse trekpaard van de boer al in de wei? Om 12 uur is het in Aardenburg nog erg rustig. Mijn vrouw zet de auto bij de eerste de beste par keerplaats weg en wij beginnen onmiddellijk aan de meegebrachte boterhammen. Bij het lijden van Christus past geen uitbundige brunch. Een kwar tiertje later gaan we op weg naar de Sint Baafs. Het vreemde is dat we hem niet meteen ontdekken. De zichtbare toren behoort toe aan een andere kerk. We passeren ook het kleine Doopsgezinde kerkje, galerij De Galerichel, het voormalig Weeshuis, aangeduid met een bordje Rotterdam 24. Allemaal bekende plek ken, maar de Sint Baafs laat het afweten. We lopen de straat uit en pas als we rechts afslaan meldt hij zich. Dichterbij gekomen zien we links van het duizend jaar oude gebouw enkele toiletwagens geparkeerd staan als sluitposten van de menselijke muzikaliteit. Geïmproviseerde borden en een stuk afgezette straat lopen vooruit op wat komen gaat. Twee mannen verla ten door een zijdeur gehaast de kerk. Ik vraag naar de voorzitter van het Bach-Comité met wie ik om 12.30 uur een afspraak heb. We moeten door het zijdeurtje naar binnen en plotseling bevinden we ons in het zenuwcentrum van de concertorganisatie, een knooppunt van overleg en actie. Ik stel me voor aan de voorzitter en de secreta ris. Niet dat ik hier een rol van belang heb te spelen, maar in opdracht van het Bach-Comité schreef ik een gedicht en mijn voordracht willen ze vandaag filmen. Alle gezichten staan tamelijk gespannen en ik vind het moedig dat ze tussen de bedrijven door tijd voor mij denken te hebben. Een logische plek om bij te fil men is het beeld Het Koor van Bach van beeldhouwer Chris Ferket. Het bestaat uit een stenen wand met boertige koppen en muzieksleutels, stel ik vast. Sug gestie van mijn vrouw: Trek je jas uit (Haal een hand door je haar!). Ik mag van haar niet in dat lullige jasje van me vereeuwigd worden. Ik stel me voor het beeld op, wacht tot de camera goed is ingesteld en lees ver volgens twee keer het gedicht. Terug in de kerk begrijp ik hoe men hier 1200 gasten kan ontvangen. Er is een blauwe tribune geïn stalleerd die ongeveer de helft van de kerkruimte in beslag neemt. Daarvoor staan gewone kerkstoelen en kuipstoelen. De secretaris geeft ons onze plaatsbewij zen. Het blijkt dat we eerste rang zitten: rij 22, stoel 7 en 8. Omdat we zo vroeg aanwezig zijn, zoeken we de tuin naast de kerk op. De zon heeft inmiddels aan kracht gewonnen. Ik knik vriendelijk naar het stevige bronzen hoofd van Anna Bijns en lees gedachteloos fragmenten van haar gedichten die onder glas worden geëxposeerd. Mijn vrouw is op de stenen tree van een trapje gaan zitten. Ik maak een wandeling over de paden om de kerk en voel hoe ik onder invloed van het duizendjarige gebouw kom, onder invloed van de eeuwen der eeuwen. Ik blijf heen en weer lopen. Ik moet immers over een halfuur meedoen aan een zitmarathon. Het wordt al drukker en drukker. Jeugd en hoog bejaarden en alles ertussenin. Veel pakken, mantel pakjes. Het is ook een feest van zien en gezien wor den. We hebben drie kwartier de tijd om wel of niet naar binnen te gaan. Om kwart voor twee moeten we binnen zijn. Om tien voor twee gaan de deuren dicht en om twee uur: uitvoering. Ik zit tegen het monu ment van Ferket aan en kijk naar de wolken en naar een oude tuinmuur vol verzakkingen en uitstulpin gen, maar toch nog prima in vorm. Wat een weelde ook: zo'n kerk in je kleine stad. Hoe zou het zijn om hier te wonen, vraag ik mezelf af. Altijd als ik me een eventuele verhuizing concreet voorstel, voel ik vage angst om bij een kleine gemeenschap te horen. Om half twee schuifelen we naar onze plaatsen. Antieke, houten kerkstoelen. A. drapeert een plaid op onze stoelen. Ik schiet in de lach vanwege het truttige effect, maar neem toch met een gevoel van welbeha gen plaats. Ik heb geluk, zit ook nog eens naast een stevige pilaar. Ik voel de verwachting om me heen en begrijp dat iedere uitvoering anders is, zoals geen enkele voetbalwedstrijd hetzelfde is. De laatste bezoe kers kiezen hun plaatsen. Voor ons een Belgische dame met haar dochter van een jaar of achttien. Het 29 Zeeuws Tijdschrift 2010 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2010 | | pagina 29