te verwarmen, een ondergrondse kruitkelder en twee waterputten. Alleen de laatste zijn nog enigszins zichtbaar. Naast documenten en een serie prachtige plankaarten is dat het enige wat nog resteert van de grootse plannen van Napoleon met Terneuzen. Bliksembezoeken Napoleon heeft het noorden van de Leie- en Scheldedepartmenten vijf keer bezocht - altijd slechts kort en op doortocht. Telkens onderhield hij zich met lokale bestuurders en militaire bevelhebbers, voerde hij inspecties uit van vestingwerken en zorgde hij ervoor dat zijn macht gezien werd. De bezoeken van Napoleon zijn, zoals die van elke 'grote man', omge ven door anekdotes en legenden. Het eerste bezoek van Napoleon - toen nog een generaal in dienst van de regering - vond plaats van 13 tot 15 februari 1798. Hij reisde toen naar Oostende, een stad die dicht bij de Engelse kust lag en als cruciaal werd beschouwd in de oorlog tegen Groot- Brittannië. Hij bekeek er de vestingbouwkundige situ atie, hield besprekingen met militaire en burgerlijke hoogwaardigheidsbekleders en maakte plannen voor verbetering en uitbreiding van de versterkingen. Dit alles gebeurde - typerend voor Napoleon - snel en in grote haast. Na zijn bezoek aan Oostende, hij sliep gemiddeld slechts vijf tot zes uur per nacht, vervolgde hij zijn reis naar Gent. In de tweede week van juli 1803 reisde Napoleon - inmiddels opgeklommen tot eerste consul en belang rijkste man van het land - langs de Franse noordkust en bezocht daar Lille en opnieuw Oostende. Van daar uit vervolgde hij op n juli zijn weg naar het noorden om bij Breskens overgezet te worden naar Vlissingen. Toen hij die dag Sluis naderde, arriveerden daar juist driehonderd boerenruiters, die hem (zegt het verhaal) juichend op hun paarden naar Breskens begeleidden. Of zij kwamen uit nieuwsgierigheid, bewondering of verplichting vermeldt de historie niet, maar Napoleon schijnt de boerenprocessie zeer te hebben gewaar deerd. Bij Breskens stak hij even naar Vlissingen over, keerde daarna terug, bezocht Brugge en reisde vervol gens door naar Gent en Antwerpen. Een jaar later, van 13 tot 15 augustus 1804, inspec teerde hij voor de derde keer Oostende. Daaruit blijkt welke grote waarde hij aan de sterkten bij de stad hechtte, onder meer in het kader van plannen voor een invasie van Engeland. Hij logeerde er bij de rijke koopman Jan-Baptist Landzweert, die het mooiste huis van de stad bewoonde. Zoals gebruikelijk werd het voor de duur van Napoleons verblijf gerekwireerd en uitgeroepen tot zowel keizerlijk paleis als hoofd kwartier. In mei 1810 maakte Napoleon met zijn vrouw Marie-Louise van Oostenrijk een reis door België en Zeeland. Op de 18de was hij in Brugge. Van daar maakte hij 's morgens vroeg een uitstap naar Sluis. Hij inspecteerde er samen met een adjudant de sterk te, of liever zwakte, van de stadswallen. Op een gege ven moment wandelde hij, helemaal opgaand in een discussie met zijn begeleider, midden door een groep je kinderen, die aan het knikkeren waren. 'Beroerde kerel, gij hebt ons spel bedorven', schreeuwde het grootste joch brutaal. Blijkbaar wist deze niet dat hij de machtigste man van de wereld uitschold. Napoleon beende echter onverstoorbaar voort. Nederlands was een taal die hij gelukkig niet beheerste. Behalve Brugge en Sluis bezichtigde hij tijdens dit bezoek ook Gent, Antwerpen, de Westerscheldekust, Damme en Oostende. Een voerman bracht een kar renvracht met ijs uit Brugge naar Oostende voor het diner dat Napoleon er wilde gebruiken. De kar schoot op een ongelukkig moment van de dijk af en sloeg over de kop. De voerman kwam daarbij om het leven. Toen de keizer hiervan hoorde gaf hij de weduwe van de vervoerder en haar kinderen een schadevergoeding en een jaarlijks pensioen. Tijdens de laatste tocht, op 23 en 24 september 1811, reisde Napoleon langs de Noordzeekust van Oostende via het Hazegras opnieuw naar Breskens. Bij het Zwin aangekomen - toen nog een breed, open water -, werd hij bij slecht regenachtig weer overgezet door veerman Hennefreund. Napoleon wilde de vaar- capaciteiten van de Sluise veerman wel eens testen, vroeg hem na een tijdje varen hoe lang de overtocht nog zou duren en kreeg een timide antwoord. Vervol gens pakte de keizer zijn horloge, hield de tijd in de gaten en prees de verbouwereerde Hennefreund toen de resterende vaarduur exact bleek te kloppen. Op de Zwinoever warmde Napoleon zich even aan het voor hem aangelegde kampvuur, roemde de armlastige veerman opnieuw en zegde hem een jaar lijkse uitkering toe van 100 napoléon d'or, de destijds gangbare rijksmunt. Hennefreund is tot aan zijn dood in 1863 kunnen blijven profiteren van de sportieve geste van de keizer. Even sportief was de Neder- 39 Zeeuws Tijdschrift 2010 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2010 | | pagina 39