A.
/'/L*w£
DlfAlTEMUXT DEü BcHJtHES-DE- l.'ËSCACT,
EjriMJtT Rtgittt aux Anfrfi
£s jV Pnftrti/ft Jit. Dui'itnfv
Jtr Ediiï&a-df' f£t&Èat,
Jffif 'J' S^HrfA*'-
ft **iUt
ft+*i i *-»V.V f'jf.trtf?
V ."jV fft r*JM *4 'r J"
**tl *>*-/ J/ f-r*i /*■-* *jn jfyjtyZ-Mjtfm*}
It.
ulBfrtf#* 1 r
Jfj 1
V /t.jrfr*. .1 4 fi
f fa/Jjf»/'
ttlj/i.** Mt'A.rt-f -Jn f** r „j< /A*.* Art*
i'4-fjLH f fr */*M4 -
r/s.r.M**** T4fr*S fe~* /W'# /&*-
/a ^/a. Af/-1
,65/fc# m Jm. jfritJê#/ Allf/*,-
'i'M */rj**Z t'/i-fmi* -jr/fflt r'f*\
t* r*i c /£.r i/fi/*i }f ff**>y t- - At*
$a J "V?
wr**tt f, t
Jt {A -. jl~x"
Ïk-J&jbrAL 4
&2>f c*^rr±x^*/
Ajwfê yiw ^*0"
A AVirZ ÜZ** •Lse-~~*i* tu-}p^$a**S/
^Siyri*j&^'
fnf&r*+
fifUfrt
*A- /t c.j
(linkerpagina) Johannes Ludovicus Zwartelé, van 1858 tot 1896 veldwachter van Sint Jansteen; (linksboven) Aanstellingsbrief uit 1811
van L. Mouton tot veldwachter van de gemeenten Oost- en West-Souburg en Ritthem; (rechtsboven) Brief van L. Mouton waarin hij
verklaart de instructies van de prefect te hebben ontvangen.
vastgesteld op 400 francs per jaar en dat was volgens
de autoriteiten voldoende om van te leven, zonder
dat hij aangewezen was op allerlei bijbaantjes. Een
strenge straf stond hem te wachten, als hij zich hier
niet aan hield. De reglementen spraken in dit opzicht
duidelijke taal: 'Het is aan de Veldwagters verboden,
een ambagt of beroep van wat aart ook, uitteoefenen,
op straffe van afgedankt te worden'.
Hoog veldwachtersverloop
De vele plichten en de geringe verdiensten maakten
het beroep van veldwachter bepaald niet aantrekkelijk.
Hierbij kwam nog dat vele gemeenten - vooral die
in Zeeuws-Vlaanderen - te arm waren om een eigen
veldwachter te betalen en daarom gedwongen werden
een veldwachter te delen met aangrenzende gemeen
ten. Bovendien klaagden veldwachters in de Franse tijd
steen en been over de ongeregelde betaling door de
overheid. Zo moest J. Le Man uit Hontenisse meer dan
een halfjaar wachten op de uitbetaling van zijn loon.
Het moet voor hem een schrale troost zijn geweest dat
hij niet de enige was. Zijn collega's uit de Bevelanden
en Walcheren hadden het niet beter getroffen.
Het vertrek van de Fransen leidde niet tot veran
deringen in het politieapparaat. De stedelijke politie
macht en het veldwachterkorps bleven intact. Dit gold
evenwel ook voor de problemen.
De lage lonen, de vele bijbanen, het grote werkter
rein en de vele taken die als een molensteen om zijn
nek hingen: dit alles veroorzaakte in de negentiende
eeuw zulke problemen dat de regering meer dan eens
met de gedachte speelde de veldwacht af te schaffen en
te vervangen door de Marechaussee, de rijkspolitie die
na het vertrek van de Fransen in ons land werd geïntro
duceerd als vervanger van de (beruchte) Gendarmerie.
In veel gemeenten regende het klachten over veld
wachters die er de kantjes van afliepen, weinig door
tastend optraden, orders van hun superieuren aan hun
laars lapten of zich geregeld schuldig maakten aan dron
kenschap. Geen wonder dat het in sommige dorpen een
komen en gaan was van veldwachters. Colijnsplaat was
hiervan een treffend voorbeeld. In nog geen tien jaar
tijd versleet het dorp maar liefst zes veldwachters. P. de
Fange werd in 1834 de laan uitgestuurd, omdat hij meer
43 Zeeuws Tijdschrift 2010 3-4