oog had voor zijn nevenfuncties dan voor de handhaving van de orde. Zijn opvolger A. Wijndt nam in 1834 zelf ontslag, omdat hij vond dat een jaarinkomen van 200 gulden niet voldoende was om een gezin van te onderhouden en zijn opvolger R. Straub hield het na enige jaren voor gezien. De uit Retranchement afkom stige P. Bonkerk bleek al hele maal niet voor zijn taak berekend, althans volgens de gemeenteraad. Toen in Colijnsplaat in 1846-1847 een voedseloproer uitbrak en de burgemeester voor zijn leven vreesde, was Bonkerk in geen velden of wegen te bekennen. Daarom kreeg hij zijn congé en op pensioen hoefde hij niet te rekenen. Het oordeel van de notabelen over de veldwachter liet aan duide lijkheid weinig te wensen over: 'Van den beginne af heeft de veldwachter zich gekenmerkt door luiheid, lafheid en onbekwaamheid'. Ook J. Karreman was een miskleun. Als vader van een gezin met tien kinderen was hij zo armlastig, dat hij meer dan eens de hand moest ophouden bij het armbestuur. Daarbij kwam dat de autoriteiten vraagtekens plaatsten bij zijn integri teit. De burgemeester wilde dan ook zo snel mogelijk verlost worden van Karreman. Hij schreef de Com missaris van de Koning in 1855: 'De familiebetrekking waarin hij staat tot twee kroeghouders en tot verschei dene zeer armoedige, ja zelfs verdachte personen in deze gemeente, zijn oorzaken, waardoor hij niet dat ontzag, die zelfstandigheid en onafhankelijkheid heeft, als welke zoo onmisbaar zijn in den Policiebeambte'. Een jaar later werd Karreman de laan uitgestuurd. Loonsverhoging en positieverbetering De gemeenten beseften terdege dat een verbetering van de veldwachterdienst alleen maar mogelijk was als men de lonen verhoogde, het werkterrein ver kleinde en de rechtspositie verbeterde. Onder druk van de provincie en de in 1900 opgerichte Vereniging van Gemeenteveldwachters in Zeeland gebeurde dit. Aarzelend en met enige tegenzin van de gemeenten - zij kregen uiteindelijk de rekening gepresenteerd - schoten de lonen van de veldwachters omhoog. Verdiende een veldwachter rond 1850 250 gulden, rond de eeuwwisseling was dit bedrag al bijna verdubbeld. Na de Eerste Wereldoorlog werden de salaris sen opgetrokken tot gemiddeld 1300 gulden. De hogere salaris sen maakten bijbanen overbodig. Pensioenen kwamen er, die het de veldwachters mogelijk maak ten er tijdig mee te stoppen. Hun rechtspositie werd vastgelegd in plaatselijke verordeningen waar door ze niet langer waren onder worpen aan de willekeur van bur gemeesters. De verkleining van het werkterrein door opsplitsing van gecombineerde gemeenten, de aanstelling van meer veld wachters en, niet te vergeten, de hogere eisen die in de twintigste eeuw aan de vooropleiding van de veld wachter werden gesteld, zorgden voor het gewenste effect. Veldwachters bleven langer in functie en in meerderheid voldeden ze beter aan hun plichten. De veldwachterdienst bleef tot 1943 bestaan. In dat jaar besloot de Duitse bezetter de veldwachter onder te brengen bij de Marechaussee. Net als de Fransen anderhalve eeuw eerder probeerden de Duitsers de Nederlandse politie te centraliseren om de efficiëntie ervan te vergroten. Het bleek de meest ingrijpende hervorming die het politieapparaat in Nederland onderging. De criminoloog C. Fijnaut, onder wiens leiding een aantal jaren geleden een monumentale studie over de geschiedenis van de Nederlandse politie verscheen, concludeert: 'De belangrijkste fase in de hervorming die de Nederlandse politie heeft ondergaan, is - het vormt een treurige conclusie - ongetwijfeld die van de Duitse bezetting geweest. Het werd toen onder de steeds strakkere regie van Rauter omgezet van een systeem dat hopeloos verdeeld was geraakt, tot een stelsel dat naar verhouding, zowel bestuurlijk als organisatorisch en operationeel, een geheel vormde.' Zo beschouwd hebben de Duitsers het werk afgemaakt waarmee de Fransen aan het einde van de achttiende eeuw waren begonnen. Albert L. Kort, Bromsnor in Zeeland. Een geschiedenis van de gemeenteveldwacht 3795-3943. Vlissingen: ADZ, 2010. Jan llmer, gemeenteveldwachter in Sint Annaland van 1904 tot 1928. 44 Zeeuws Tijdschrift 2010 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2010 | | pagina 44