zakelijk als ambtelijk. In 1775 was hij Raad van Indië geworden, een van de hoogste posities in de VOC- hiërarchie Hij toonde zich zeer maatschappelijk betrokken. Hoewel hij vele (neven)functies bekleedde, stond dat niet gelijk aan hard werken. Hierdoor had hij genoeg tijd zich aan zijn wetenschappelijke inte resses te wijden en stelde in de loop der tijd een grote bibliotheek en een uitgebreide museale verzame ling samen. Die laatste bestond uit een uitgebreide landkaartencollectie en vele Javaanse muziekin strumenten. In 1779, kort na de oprichting, schonk Radermacher zowel zijn bibliotheek als zijn verzame ling aan het Bataviaasch Genootschap. Die collecties vormden later de basis van het Nationaal Museum van Jakarta. Bovendien schonk Radermacher zijn eerste huis aan het Genootschap. Radermacher was een veelzijdig publicist. Hij maakte zowel uitgebreide persoonlijke notities, die varieerden van nauwkeurige reisverslagen met plat tegronden, afstandstabellen en zelfs uitgebreide woor denlijsten van de Maleise en Soendaneese taal, tot verhandelingen over de plantenwereld van Java en een encyclopedie voor de jeugd met wetenschappelijke, literaire en kunstzinnige onderwerpen. Ook schreef hij een voor die tijd opvallend essay over de afschaf fing van lijfstraffen en de doodstraf. Zijn intellectuele belangstelling en die van zijn medegenootschapsle den van het eerste uur en ook hun maatschappelijke betrokkenheid werden ongetwijfeld aangewakkerd door de geest van de Verlichting die in de loop van de achttiende eeuw Europa in zijn greep hield. Als de mens zich door rede, kennis en deugd zou laten lei den zou hij zichzelf en zelfs de samenleving kunnen verbeteren. Radermacher ondervond daar sterk de invloed van toen hij voor een korte tussenperiode in Nederland verbleef. Als ontwikkeld man uit een prominente familie stond hij in contact met literaire, muzikale of wetenschappelijke genootschappen die in de tweede helft van de achttiende eeuw in Nederland waren opge richt. Zij maakten in die tijd een grote bloei door. Om lid te kunnen worden, was het een voorwaarde maat schappelijk of wetenschappelijk aanzien te hebben. Achtereenvolgens werden opgericht de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (1752), de Maat schappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden (1766) en het Zeeuws Genootschap voor Kunsten en Weten schappen (1769) waarvan de oom van Jacobus, Samuel Radermacher medeoprichter was. De Klerk en Rader macher waren van zowel de Hollandsche Maatschappij als het Zeeuws Genootschap (corresponderend) lid. Indische Verlichting De contacten met deze genootschappen zijn van groot belang geweest voor het Bataviaasch Genootschap. In de literatuur komt vooral Radermacher de eer toe het Bataviaasch Genootschap te hebben opgericht maar het aandeel van Reinier de Klerk, die in 1777 tot Gouverneur-generaal was benoemd, kan nauwelijks overschat worden. De periode rond de oprichting van het Bataviaasch Genootschap wordt in de litera tuur de Indische Verlichting genoemd, een tijdperk waarin een kleine groep hoogopgeleide Nederlanders in Batavia, aangestoken door de Verlichtingsideeën uit Europa, aandacht kregen voor zaken als het bevorde ren van wetenschap en onderwijs en zich maatschap pelijk betrokken toonden. De eerste Verhandelingen die door het Bataviaasch Genootschap werden uitgegeven, bestond uit een verzameling essays. In een van die essays wordt gere fereerd aan de oppositie van de Heren XVII tegen het genootschap maar er wordt niet verder op ingegaan. Het kan goed zijn dat de Hoge Regering niet zat te wachten op een kritisch en onderzoekend ingesteld geleerd genootschap. Met De Klerk kwam echter een hervormer aan de macht die niet alleen aandacht voor militaire of economische belangen had. Na zijn aankomst in Indië klom hij gestaag op tot invloedrijke militaire posities op Sumatra en Java waar hij vaak een bemiddelende rol in lokale conflicten speelde, onder andere in Atjeh, waarbij hij zich vaak betrokken toonde met het lot van de lokale bevolking. In zijn korte tijd als Gouverneur-generaal bracht De Klerk vele veranderingen tot stand. Zo stelde hij grenzen aan de geldverslindende pracht- en praalcultuur die er in Batavia heerste en hij breidde het aantal Neder landstalige scholen voor Aziatische kinderen uit en liet hogere eisen stellen aan de theologische opleiding. Hij wilde geen 'mislukkelingen noch avonturiers' meer zien. Verder richtte hij speciale meisjesscholen op voor de dochters van de Bataviase elite waar zij een Nederlandse opvoeding en scholing kregen. Het kan daarom geen toeval zijn dat juist tijdens De Klerks verlichte bewind het Bataviaasch Genoot schap toestemming kreeg voor de oprichting. Ook dit genootschap was een poging een sterker Nederlands element in de Indo-Europese wereld te brengen maar 54 Zeeuws Tijdschrift 2010 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2010 | | pagina 54