A
L
Reinier de Klerk.
Joshua van Iperen.
bood bovenal een tot dan toe ontbrekend intellectueel
platform voor goed opgeleide en geïnteresseerde man
nen. Het eerste jaar had het Bataviaasch Genootschap
180 leden die niet alleen in Batavia en Indië woonden
maar ook in andere VOC-bezittingen als Deshima,
Ceylon en Malacca.
Zoals gezegd was er regelmatig contact tussen het
Bataviaasch Genootschap en de genootschappen in
de Republiek. Ook de rariteitenkabinetten van onder
andere het Zeeuws Genootschap profiteerden van de
Oosterse connectie. Daarom zijn er nu in het Zeeuws
Museum waar de collectie van het Zeeuws Genoot
schap is ondergebracht, vele curiositeiten te vinden die
door de Zeeuwse leden van het Bataviaasch Genoot
schap verzameld waren en naar Middelburg gezonden.
Zo stuurde Gouverneur-generaal Adriaan Moens,
opvolger van Radermacher en eveneens uit Zeeland
afkomstig, zelfs een levende orang-oetang naar het
Zeeuws Genootschap. Tot grote opluchting van de
bestuursleden overleefde de mensaap de zeereis niet.
Een van de eerste bestuursleden van het Batavi
aasch Genootschap naast Radermacher en De Klerk
was de eveneens in Middelburg geboren dominee
Joshua van Iperen (1726-1780). Hij werd vanuit zijn
standplaats Veere in 1779 als dominee naar Batavia
gehaald, maar werd door het Bataviaasch Genoot
schap vooral als vooraanstaand geleerde verwelkomd.
De al wat oudere Van Iperen had zijn intellectuele
sporen ruimschoots verdiend bij genootschappen in
de Republiek en was betrokken bij de oprichting van
het Zeeuws Genootschap. Hij en zijn hele gezin, wat
heel bijzonder was in die tijd, werden met alle egards
door Radermacher en De Klerk ontvangen. Zo kreeg
hij een volledig ingericht huis aan het rijke Molenvliet
en een ruim traktement. Zijn leven in Batavia beviel
hem dan ook goed volgens een brief aan een vriend in
Vlissingen. 'In Veere was ik een Bedelaar en hier ben
ik een Heer, die voor 's Gravenhage en Amsterdam
niet zou willen opstaan.' Het waren niet zijn enige
observaties. Hij schreef over het dagelijks leven in
Batavia en leverde in korte tijd verscheidene artikelen
voor de Verhandelingen van het Bataviaasch Genoot
schap en werd benoemd tot secretaris van het Genoot
schap. Lang heeft hij niet van zijn heerschap kunnen
genieten want hij stierf in 1780.
De Klerk stierf in 1780 op zeventigjarige leeftijd te
Batavia. Hij had geen wettig nageslacht. Radermacher
bleef langer. Zijn eerste vrouw overleed in 1781 en
eind 1783 vertrok hij met zijn tweede vrouw, de jonge
rijke Indo-Europese Anna Bosch, om zich voorgoed in
de Republiek te vestigen. Hij had zijn sporen én geld
verdiend in Indië en hoopte in de Republiek zijn amb
telijke carrière voort te kunnen zetten want hij was
'pas' 43 jaar. Net als De Klerk zou hij zijn moederland
niet meer zien. Tijdens de terugreis brak op Kerst
avond een muiterij uit onder de bemanning. Hij en
vier anderen werden vermoord. Anna overleefde het
drama wel. Radermacher liet één zoon na.
Terugblikkend kan gesteld worden dat het aan
deel van De Klerk, Van Iperen en Radermacher in
de oprichting van het Bataviaasch Genootschap zo
bepalend voor het intellectuele klimaat in Batavia was
dat met recht gesproken kan worden van de Zeeuwse
Verlichting in Indië.
55 Zeeuws Tijdschrift 2010 3-4