Tekening van de voorgevel van de woning aan de Oostkade 236 in Sas Woning Oostkade 236 in Sas van Gent anno van Gent, in 1929 door De Bruijne ontworpen voor C.F. van Acker. 2009. Foto: Johan de Koning. al op hun naam kon indienen. In andere gevallen werd de verkoop snel na de oplevering geregeld. Nieuwbouwprojecten aan de Tuinstraat, Kazernestraat en de Van Steenbergenlaan, maar vooral die aan de Burgemeester Geillstraat en de Scheldekade werden op die manier ontwikkeld. Het gebied rondom de Van Steenbergenlaan kwam vrij omdat de oude bolwer ken en de daar aanwezige vervallen bebouwing rond 1900 werden gesloopt. Op die manier kwam ruimte voor bijvoorbeeld de nieuwe HBS en de start van een nieuwe arbeiderswijk. De oude stad barstte uit zijn zeventiende-eeuwse omwalling. Daarbinnen werd rücksichtslos gesaneerd en oude havens werden gedempt. Veel panden aan de Kerkstraat, de Noordstraat en de Nieuwstraat werden verbouwd. Er kwamen meer winkels bij. Zo werd de ergste nood gelenigd. Maar er was behoefte aan meer. Daarom keek het stadsbestuur begerig naar het boerenland buiten de stad. Op de grens van de oude wallen werden vooral bescheiden herenhuizen, dikwijls twee-onder-een-kap, gebouwd. Even verderop langs het lint van de Axelsestraat ontwikkelde zich langzaam maar zeker een nieuwe buitenwijk voor de arbeiders, bestaande uit kleine woningen in stroken met kleine tuinen voor en achter. Opdrachtgever van deze grote plannen was de woningbouwvereniging Werkmansbelang, voor wie De Bruijne eerder al ver scheidene projecten ontwierp. De bouw aan de Scheldekade ging in 1925 van start met twee huizen per jaar. In 1928 bouwde hij er maar liefst acht en in de twee jaar daarna nog eens een zestal. Voor de Burgemeester Geillstraat ging het om een zevental huizen tussen 1928 en 1931. Tot aan het eind van de jaren dertig volgden er nog acht. Op die manier kregen beide straten als het ware een De Bruijne-aanzien. Vanaf 1940 nam de productiviteit van De Bruijne af. Tijdens de bezetting droeg hij zijn bureau over aan zijn beide zoons Dirk en Johannes, al bleef hij nog wel enige tijd over hun schouders meekijken. Na de dood van zijn vrouw in 1946 hield hij het definitief voor gezien. Hij overleed negen jaar later in 1955 op 81-jarige leeftijd. Architecten in Zeeland 1880-11)40 Na meer dan twintig jaar onderzoek begint een duidelijk beeld te ontstaan van de werkzaamheden van architecten in Zeeland van 1880 tot 1940. De tijd lijkt rijp een publicatie te overwegen van deze architecten die sterk bepalend zijn geweest voor de bebouwde omgeving. In vele gevallen waren ze stadsbouw meesters en/of architecten van het eerste uur in Zeeland. De vele honderden huizen, utilitaire en- overheidsgebouwen die zij in een periode van driekwart eeuw bouwden verdienen onze aandacht. Wij denkan dan aan architecten als J.J. van Nieukerke, J.A. Frederiks, Goethals en zoon, F. en A. Rothuizen, F.P. Joseph Rouleau en natuurlijk L. de Bruijne en zonen. Wat nu al geconcludeerd kan worden, is dat de overgang van eclecticisme naar modernisme in Zeeland veel langer duurde dan in de meer verstedelijkte gebieden van Nederland. Daardoor ontstond er in onze provincie geen kloof tussen de opvattingen van de archi tecten en de lokale bevolking over hoe de bebouwde omgeving eruit moest zien. 63 Zeeuws Tijdschrift 2010 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2010 | | pagina 63