IN MEMORIAM AARNOUT DE BRUYNE (1942-2009) Dood, folter niet langer de aarde, wacht niet, lieve dood, Tot ik met je klaargekomen ben, maar doe en sla toe! Ik heb me in dit citaat van Hugo Claus de vrijheid veroorloofd om de woorden met je toe te voegen, Aarnout zou daar om gegrinnikt hebben en het zelfs een jezuïtisch trucje hebben genoemd, omdat ik daar mee de laatste regel volkomen anders van betekenis maak, maar wel de situatie teken waarin hij de laatste weken verkeerde. Een ongelijke strijd strijdend, dat beseffend, daardoor steeds meer in zichzelf gekeerd en ten slotte bijna onbereikbaar, hij moest die strijd met zichzelf uitvechten. Ik weet niet welke stormen er allemaal in zijn hoofd gewoed hebben, maar het moet heftig geweest zijn. Zich onthechten van alles wat hem dierbaar was, zijn gezin, zijn kleinkinderen, zijn boeken, zijn muziek en alles waar hij op cultureel gebied nog binnen Vlissingen mee bezig was. Ik zag zijn strijd, stond aan de zijlijn, overhandigde hem in oktober in het ziekenhuis nog ons laatste Slibboekje met gedichten van Hans Warren, hij nam het met een glimlach aan, maar het echte vuur was gedoofd, het was voor hem verleden tijd. Hij had het immers al niet meer kunnen afmaken en mij gevraagd dat voor hem te doen en dat was voor het eerst in dertig jaar en het was eigenlijk zijn eer en zijn trots te na, maar hij was al te moe en te ziek. Ik hoor nog zijn stem, de intonatie daarvan, en het deed me echt pijn. Jan Brokken schrijft in zijn prachtige boek In het huis van de dichter over het leven en sterven van de meesterpianist Youri Egorov: 'Ziek zijn is je waar digheid verliezen, voor iemand met trots is dat een verschrikking.' En trots was hij, al wilde hij dat zelf niet zo betitelen, en mocht hij ook zijn. Aarnout stond aan de wieg van de Slibreeks, momenteel de langst lopende literaire reeks in Nederland met 129 fraaie boekjes, die iedere keer weer verrassend waren. Hij haalde me eind jaren zeventig in de redactie na een gesprek daarover in de toenmalige Provinciale Biblio theek. Hij kwam toen op mij over als een stijlvolle, correcte, sympathieke maar ook een beetje strenge man met een grote liefde voor de literatuur, en dat beviel me wel, ik voelde in hem een bondgenoot, en toen later bleek dat zijn passie ook uitging naar het mooie gedrukte boek, het bibliofiele boek, was het pleit geheel en al beslecht. En zo begon een dertig jaar durend Slibavon- tuur, glibberend en glijdend door de soms modderige paden die auteurs voor je klaarleggen. Soms bijna kopje-onder gaand, maar altijd kwamen we weer boven, mede dankzij zijn gedrevenheid. We raakten steeds meer aan elkaar gewend en dat groeide uit tot een vriendschap die beklijft. We konden altijd bij elkaar binnenvallen, er was altijd gespreksstof en met de spiritualiën waar wij beiden niet vies van zijn, kon den de gesprekken soms lang duren - in het zieken huis zei hij nog tegen me dat we samen alle mooie wijnen die in zijn kelder lagen nog moesten opzui pen, wat had ik dat graag nog met hem gedaan! En zo zijn er vele wonderschone avonden voorbij gegleden. We keken uit naar onze gezamenlijke Slib- vouwmiddagen of -avonden, of middagen die vanzelf in avonden overgingen bij ons op Halfweg, met eten en drinken. Macabere sick yokes en diepzinnige one liners vlogen tijdens het vouwen over tafel die al snel gevuld was met glazen spiritueel vocht waardoor de conversatie nog hogere sferen bereikte. Wat zal ik zijn bulderende lach missen wanneer hij weer eens iets geks vertelde of een mop probeerde - er was er altijd een bij die met de paus te maken had, ik ben hem al weer vergeten, maar hij had hem van een van de vorige sprekers, zijn goede Belgische vriend Boude- wijn, en iedere keer dat hij hem vertelde lag hij weer dubbel van het lachen en wij van de weeromstuit ook, want wie kon onbewogen blijven over zoveel onge compliceerde vreugde. 88 Zeeuws Tijdschrift 2010 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2010 | | pagina 88