aanwezig was. Naast scholen voor lager onderwijs was
er een Latijnse School. De enige academische oplei
ding was de in 1709 opgerichte Illustere School, een
hogeschool waar les werd gegeven in een breed spec
trum aan vakken van theologie tot algemene historie
tot ontleed-, heel- en vroedkunde.
Op het terrein van kunst en cultuur was er het
kunstenaarsgilde Sint Lucas, dat nog wel leden had
maar kwijnde. De kunsthistoricus A. Bredius, die de
rekeningboeken en privilegiebrieven van dat gilde
samenvatte (ze gingen in 1940 verloren) merkte over
de periode 1761-63 op: 'Wij zien, dat het gilde slechts
weinige kunstenaars meer onder hare leden telde. Het
bestuur bestond meest uit kladschilders, steenhou
wers en glazenmakers. Ik meende dus van hier aan,
alleen de weinige kunstschilders en enkele korte aan
tekeningen te moeten overnemen' (Bredius, 1884-87,
p. 106-264). Van Markée maakt hij geen gewag maar
dat wil nog niet zeggen dat hij geen lid was.
Was het met de kunstenaars al matig gesteld veel
vertier was er ook niet want er was geen theater, con
certzaal of openbare bibliotheek maar er waren wel
een aantal leesgezelschappen. De deelnemers eraan
konden terecht bij een groot aantal boekhandelaren
en uitgevers want de toenmalige sterk ontwikkelde
leescultuur heerst nog steeds in Middelburg. Pas in
1758 zag de Middelburgse Courant het levenslicht.1 In
hetzelfde jaar werd een vrijmetselaarsloge opgericht
en in 1764 wordt er een stedelijke muziekzaal in
gebruik genomen. In 1765 werd in Vlissingen het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen opge
richt. 'Het Zeeuwsch Genootschap functioneerde
al spoedig als het openbare forum waaraan allerlei
maatschappelijke vraagstukken konden worden
voorgelegd. De discussie erover werd vervolgens in
de genootschapsverhandelingen geboekstaafd' (Mijn-
hardt, 2004, p. 15). Dat genootschap bracht dus zeker
levendigheid in het geestelijke en culturele leven
in Middelburg met publicaties en prijsvragen over
actuele onderwerpen. Leden ervan waren zeer actief
en onder hen waren de grondleggers van het in 1777
opgerichte Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en
Wetenschappen (Kaashoek, 2010, p. 50-55). De Mid
delburgse Teekenacademie, die een brandpunt van de
beeldende kunst zou worden, werd in 1778 opgericht
(Heyning Van Herwijnen, 2004).
De voornaamste activiteit op het terrein van de
ambachtelijke kunst was wel het boekbinden waar
van Middelburg naast Amsterdam en Den Haag een
belangrijk centrum was. Tevens kende het een sterke
traditie in boekenilluminatie die terugging op Johan
nes Goedaert (1617-1668) die onder zijn volgelingen
de al eerder genoemde Merian en de Middelburger
Stephan Blankaart telde (Frenks, 2008, p. 62-65). In
dat verband dient zeker Willem Goeree genoemd te
worden wiens leerboek Verligtery-konst (1668) tot ver in
de achttiende eeuw invloed uitoefende (Kwakkelstein
1998). In 1750 waren er ongeveer tien boekbinders
ateliers actief (Storm van Leeuwen, 2006, p. 539—
704). De naam Markée is evenwel niet terug te vinden
in de lijst van boekbinders in Zeeland (Zeeuwse histo
rische bronnen, 1982). Die boekbinders zaten vooral
in de Spanjaardstraat waar Markée ook woonde.
De openingspassage van de roman De humeuren
in de straat der weduwen geeft een mooi beeld van de
Spanjaardstraat rond de tijd dat Markée er woonde.
'Het was een nauwe straat. Flauw glooiend en met
een zwakke kromming leek de keienrijweg de droge
bedding van een beekje. Die rijweg was zo smal, dat
een buikige karos de hele breedte in beslag nam,
zodat voor de voetganger geen andere uitwijkplaats
bleef dan hier en daar een stoepsteen. Aan de ene
zijde stonden enkele herenhuizen, overheersend hoog
en breed naast en tegenover de andere woningen zo
laag en bescheiden als het straatje nauw was' (Greup-
Roldanus, 1972, p. 5).
In die achttiende eeuw kende de straat een bebou
wing die uit diverse huizentypen bestond (Visser,
2006). De straat was een afspiegeling van de stede
lijke samenleving zelf, met haar grote gradatie in ran
gen en standen. In Markées tijd en later bestond het
merendeel van de bewoners van de Spanjaardstraat
uit neringdoenden, ambachtslui, mensen in loon
dienst en kleine zelfstandigen. Hij leefde er te midden
van instrumentmakers, kaartenmakers, scharenslij
pers, drukkers, boekbinders, winkeliers, smeden,
koetsiers, bakkers en slagers.
6 Zeeuws Tijdschrift 2010 5-6