uit Eede, Rebecca Dresselaer-Ooremans. Zij kreeg
een hoogoplopend conflict met haar vader over haar
langdurig verblijf in Bergen op Zoom bij de felle
patriot, ds. Bernardus Bosch. Er moest in 1792 zelfs
een officieel rekest aan de magistraten van Bergen op
Zoom aan te pas komen om Petronella en haar zuster
Baukje weer naar Aardenburg te doen terugkeren. Net
als Betje Wolff, die de 'fijnen' een bedenkelijke rol
toebedeelde in de bekende briefroman Sara Burgerhart
(1782), verwerkte Moens haar frustratie over deze
'dwang' in een van haar gedichten: "t is dwang die
ons bestaan vernedert'.
De omstandigheden waarin vrouwen hun weg
zochten, de weerstanden die zij ondervonden en de
steun die vrouwenvriendschappen boden, zijn niet te
vergelijken met die uit onze tijd. Geleerde vrouwen,
'savantes', werden met argwaan bekeken en al gauw
werden zij beticht van onvrouwelijkheid en niet vol
doen aan de 'natuurlijke' eisen die aan hen gesteld
werden. De omstandigheden waren niet bepaald gun
stig. Een manier om zich daar tegen te wapenen was
er een uitgebreide literaire kennissenkring op na hou
den. Die bestond niet alleen uit vriendinnen maar ook
uit vertrouwenspersonen van het mannelijk geslacht.
Lof der mannen?
Petronella Moens en Adriana van Overstraten (1756-
1828) vonden elkaar in de wereld van de literaire
genootschappen net zoals Wolff en Deken. Moens
debuteerde in 1785 en de burgemeestersdochter uit
Bergen op Zoom enkele jaren eerder. De genoot
schappen boden een podium voor hun gedichten en
al spoedig ontstond een warme vriendschappelijke
betrekking tussen de dichteressen. Hun Eerkrans voor
Aardenburg (Moens) en Eerkrans voor Bergen op Zoom
[van Overstraten] uit 1788 werden met grote welwil
lendheid door de plaatselijke besturen ontvangen.
Met veel inlevingsvermogen schetst Myriam Everard
hoe de beide vriendinnen met plezier werken aan
hun grote gedicht Lof der Mannen uit 1791, waarin zij
zogenaamd de mannen, maar in feite de vrouwen lof
toezwaaien. Voor hun gezamenlijk werk Esther in vier
boeken, (1786) kregen zij de grote gouden medaille
van de Portugese synagoge in Amsterdam.
Hoewel de vriendschap tussen Moens en Van
Overstraten dikwijls wordt vergeleken met die tus
sen Wolff en Deken, dient er toch een wezenlijk
onderscheid te worden gemaakt. Moens was door
haar handicap de afhankelijke. Zij had vrijwel geen
scholing ontvangen en beheerste geen andere taal
dan haar moedertaal. De bronnen voor de door hen
in 1789 gepubliceerde toneelstukken Johanna Gray
[Moens] en Dolsey en Amelia (Van Overstraten) zullen
door Adriana vertaald zijn. Hoewel Moens spreekt van
'zielsverwantschap' en 'vriendschap tot in de dood',
is er na negen jaar toch een verwijdering ontstaan.
Adriana trouwde in 1804 en daarmee eindigde haar
dichterleven. Bovendien zal de vriendschap tussen
Moens en de felle patriot ds. Bemardus Bosch in de
jaren van de Omwenteling niet door Van Overstraten
zijn gewaardeerd.
De Vriendin van 't Vaderland
Politiek gezien bevonden beide vriendinnenparen
zich in het patriotse kamp. Zij streden van meet af
aan tegen de slavenhandel, publiceerden gedichten
waarin de Hollandse Natie de boventoon voerde en
samen met Bosch tekende Moens voor een aantal
pro-Franse pamfletten in de jaren negentig van de
achttiende eeuw. Wolff en Deken zagen zich genood
zaakt te vertrekken naar Frankrijk. Voor Moens was
het politieke klimaat evenmin gunstig. Aanvankelijk
jubelend bij de komst van Willem V in Aardenburg in
1785, sloot zij zich enkele jaren aan bij de unitaristen
onder de patriotten, om in 1813 weer te juichen bij
de Oranjeboom. Nadat zij had meegewerkt aan het
politiek getinte tijdschrift De Menschenvriend, onder
redactie van Bernardus Bosch en de Aardenburgse
jeugdvriend en onderwijsvernieuwer Martinus
Nieuwenhuyzen, getuigt zij in haar eigen tijdschrift
De Vriendin van 't Vaderland uit 1798/1799 van haar
idealen op politiek terrein. Het belang van deze jour
nalistieke geschriften mag niet worden onderschat.
Een gerespecteerde schrijfster, die op een verzoe
nende wijze haar tijdgenoten oproept om de nieuwe
Constitutie te steunen, de scheiding tussen kerk en
staat als een goede zaak ziet en oog heeft voor de
nieuwe situatie waarin de Nederlanden verkeren, kan
niet worden genegeerd. Dat latere vrienden haar poli
tieke geschriften als jeugdzonden betitelen, doet daar
niets aan af.
Moens' teleurstelling over de politieke gang van
zaken na de eeuwwisseling is terug te vinden in de
door haar geschetste ideale, maar mogelijke maat
schappij, in een exotisch-utopistische roman Aarden-
burg, of de onbekende volksplanting in Zuid-Amerika uit
55 Zeeuws Tijdschrift 2on 1-2