Signalementen
BOEKEN VAN (OVER)GEWICHT
samenstellingjAN J.B. Kuipers
Mijn onvoorwaardelijke geloof in het boek als fysiolo
gie, zij het stencil of goud op snee, kreeg een eerste
klap, althans wat de zelandica betreft, bij de verschij
ning van het jubileumboek Over den vier ambachten,
750 jaar keure, 700 jaar Graaf Jansdijk in 1993. Een
massa nieuwe en nuttige informatie, ontoegankelijk
gemaakt door zijn eigen monstrueuze drager. Wie had
er zin om een speciaal lessenaartje aan te schaffen,
teneinde in deze kolos een feit na te kunnen slaan of
een artikel te raadplegen? Ook bij Watersnood moet de
lezer eerst even bij zichzelf te rade gaan, alvorens het
besluit valt de publicatie ter hand te nemen. Bij mij
heeft het boek weken op de vloer van de werkkamer
gelegen, met zijn 672 pagina's in vier en een halve
kilo. Ik keek er zorgelijk naar - en liet het dan maar
weer liggen.
Als je tenslotte toch de moed hebt verzameld om
de grote dikkerd op te nemen, ontmoet je natuurlijk
een 'dijk' van een documentair werk, met als grote
troef tot dusver onbekende kleurenfoto's van het
rampgebied, destijds gemaakt door amateurs. Aangrij
pende foto's zitten daarbij: van het bergen van lijken
bijvoorbeeld (pag. 340). Door het feit dat de opnamen
in kleur zijn - persfotografen werkten destijds uit
sluitend in zwart-wit - wordt de Februariramp als het
ware weer een stuk dichterbij getrokken.
Slachtoffers
Rampspecialist Slager heeft in Watersnood zijn
bekende 'werkterrein' uitgebreid en komt dan met
een claim die helaas niet houdbaar is. In het boek, zo
zegt hij in het voorwoord, 'wordt voor het eerst ook
het verhaal verteld van alle watersnoden die het ramp
gebied van 1953 eerder troffen'. Dat is flauwekul. Dat
verhaal is meer dan drie decennia geleden al verteld,
hoewel een stuk droger, door M.K.E. Gottschalk in
haar fenomenale, driedelige Stormvloeden en rivier
overstromingen in Nederland (1971-1977), dat overigens
wel in de literatuuropgave van Watersnood is opgeno
men. En de vijfenveertig of zesenveertig watersnoden
Watersnood: 4,5 kilo informatie over de Februariramp van 1953
en eerdere vloeden. Foto H.M.D. Dekker.
waarvan Slager rept komen als selectie uit een veel
groter aantal al voor in mijn eigen werk van eind
jaren negentig. Waarom deze claim van de auteur?
Onzekerheid over de relevantie van een zo omvang
rijk en 'luxe' boek, zevenenvijftig jaar (niet eens een
'jubileumaantal') na dato? Of toont zich hier de onver
beterlijke journalist, tuk op scoops en verpletterende
koppen? Destijds, bij de verschijning van Slagers
Hier was eens Capelle, vond ik de met veel publiciteit
en tromgeroffel geopenbaarde 'ontdekking' van het
1836ste Rampslachtoffer ook enigszins bizar, zacht
gezegd. Iedereen wist ook toen dat de gegevens die
tot de oude vaststelling van 1835 doden hadden geleid
bepaald niet vrij waren van omissies, verdubbeling en
onvolledigheid. Het Rode Kruis kwam in 1954 op 1795
dodelijke slachtoffers, het Centraal Bureau voor de
Statistiek op 1835. Arie Kuijvenhoven (Vrouwen en kin
deren eerst? Zelfredzaamheid tijdens rampen, 2005), één
van de mensen die recentelijk de bijl aan de wortel
van het onaantastbare slachtofferaantal hebben gezet,
zei in het Historisch Nieuwsblad dat het voorlezen
van de namen van de slachtoffers tijdens een recente
herdenkingsplechtigheid in Stellendam tot commotie
60 Zeeuws Tijdschrift 2on 1-2