geslagen. Dit leidt tot schermutselingen waarbij door
de leden van de brigade met scherp wordt geschoten.
In totaal vallen er negen gewonden. Alle mannen
werden opgepakt en zaten maanden vast in Doetin-
chem. Het kamp werd hermetisch van de buitenwe
reld afgesloten met prikkeldraad. De avondklok werd
ingesteld en grote schijnwerpers beschenen 's nachts
permanent het kamp. De kinderen konden zo niet
meer naar school gaan. Sina Usmany-Mual is de oud
ste dochter van oma Mual. Ze vertelt dat haar moeder
haar sieraden verkocht om aan eten te komen en dat
er gebrek aan alles was, vooral aan melk. Er waren
zelfs kinderen in het kamp met een hongeroedeem.
Haar broer Jack ging eropuit om eten te zoeken, 's
nachts glipte hij door de prikkeldraadomheining en
bedelde bij boeren om voedsel of zocht ernaar op de
vuilnisbelt achter het kamp.
Handreiking
Nu nog steeds speelt het gedeelde verleden in de
Molukse gemeenschap een grote rol. Bij de onthul
ling van het monument vertelt Pelpina Sahureka over
haar kindertijd in het kamp. Alles is de waarheid',
zegt ze tijdens haar emotionele rede. Haar vader was
secretaris van de PNMS en ze herinnert zich de inval
van de brigade en de beschietingen nog als de dag van
gister. Regelmatig heeft ze er nachtmerries over: het
prikkeldraad, het opgesloten zijn, de schijnwerpers.
Ze herinnert zich echter ook hoe vissers uit Veere hen
stiekem een deel van hun vangst brachten en de grote
onderlinge saamhorigheid in het kamp. Samen Oud
en Nieuw vieren, trouwerijen, het vliegeren, knikke
ren en het stiekem spelen met de dorpskinderen bij
de vuilnisbelt achter het kamp. Het leven in de kam
pen ging gewoon door. 'Met de dorpelingen hadden
de Molukkers altijd goed contact', vertelt Pelpina. Het
verleden maakte haar tot wie ze nu is. Een strijdbare
vrouw die nog steeds politiek actief is om ervoor te
zorgen dat het Molukse verleden niet vergeten of in
de doofpot gestopt wordt. Het monument ziet zij als
een handreiking naar de Molukse gemeenschap.
Een moeilijke jeugd
'De beschieting, dat is ook een van mijn eerste her
inneringen', zegt Sina Usmany-Mual. 'De politie in
lange zwarte jassen, de karabijnen en de schoten.
Eigenlijk hadden wij geen jeugd. Er was veel ellende
en we leden honger. We mochten niet naar school.
Het waren lange, eindeloze dagen in een kamertje van
vier maal vier meter in een bitterkoude winter. Onze
vaders waren weggevoerd. Drie keer per week kreeg
je wat eten en voor de rest moest je het maar uitzoe
ken.' Ze vertelt dat ze het achter zich heeft gelaten. 'Ik
heb mijn vier zoons alles verteld wat ik heb beleefd
om door te kunnen gaan.' Haar broer Jack heeft nog
steeds last van die ellendige tijd. 'Ik praat er als oud
ste zoon veel met mijn moeder over en krijg hulp bij
Emergis. Als je het zelf niet hebt meegemaakt, kun
je bijna niet begrijpen hoe het daar was. Ik heb nog
steeds moeite met het weggooien van eten.' Tijdens
de onthulling van het monument draagt hij trots de
vlag van RMS.
Nieuwe woonwijken
Begin jaren zestig werden er speciale woonwijken
gebouwd voor Molukkers in Nederland, ook in Mid
delburg en Souburg. Alex Soplantila uit Vlissingen
is geboren in kamp Vught en opgegroeid in kamp
Serooskerke. Hij kan zich het moment dat ze een
woning met vier slaapkamers betrokken nog levendig
voor de geest halen. 'Wij leden in Serooskerke geen
honger, dat was alleen in Westkapelle het geval. Maar
het kampverleden heeft mij en alle andere Molukkers
wel gevormd. Als groep zijn we goed geïntegreerd, als
individu minder. Er wordt niet veel gepraat over het
kampverleden. Het was nu eenmaal zo. Maar ik voel
me in de eerste plaats nog steeds Molukker, dan pas
Nederlander.'
Oma Mual schikt zich zo goed en zo kwaad als
het gaat in haar lot. Haar man ging uiteindelijk
aan de slag bij de Schelde en later bij bierbrouwerij
Oranjeboom in Rotterdam. Uiteindelijk belandden
ze in Middelburg waar ze nog vier kinderen kregen.
'Ik ben ervan overtuigd dat het zo moest zijn. Ons
geloof maakte mij en onze kinderen sterk. Ondanks
alle agressie en geweld heb ik met mijn geloof en
een strenge opvoeding mijn kinderen in het gareel
weten te houden.' Haar oudste zoon Jack bevestigt dit.
'Mijn vader bleef tot aan zijn dood altijd een militair
en wachtte nog lang op het seintje dat hij terug kon.
Zelf heb ik er vrede mee. De Molukken zijn een arm
land en de kansen die ik hier heb gehad zou ik daar
nooit hebben. Mijn vader en moeder hebben hun
mensen daar lang gesteund met financiële middelen.'
Een eigen republiek was uitgelopen op een soort Suri
name, zegt hij nuchter.
23 Zeeuws Tijdschrift 2on 3-4