Ter Reede, VIissingencirca 1973. Foto: Archief J. Jobse
entree gevat is in een grote lijst van lichtgekleurde,
bijna witte natuursteen, die ook bij de overige travee
overgangen wordt gebruikt. Door die opdeling wordt
het grote vlak aan metselwerk stelselmatig onderbro
ken. Het seriële effect dat veroorzaakt wordt door de
grote mate van repetitie in de plattegronden dat de
ontwerpers uit principiële overwegingen beoogde,
wordt op deze manier extra kracht bijgezet.
Op een luchtfoto van vlak voor de officiële opening
op 14 december 1957 is de opstelling van de verschil
lende bouwdelen goed te zien. De kleine toren die
werd neergezet op de kruising van beide gebouwde-
len, is weliswaar niet zo hoog, maar als markerings
punt wel voldoende van maat om zijn functie in de
volumeopbouw van het totaal te rechtvaardigen. Op
die foto wordt goed duidelijk op welke manier de
kapel is gekoppeld aan de dwarsvleugel. Deze kapel
neemt niet alleen in stedenbouwkundig opzicht een
aparte positie in, maar kenmerkt zich tevens door een
wat afwijkende architectuur. Dat geldt met name voor
de grote verticale ramen die in de verder wat gesloten
ogende gevels zijn opgenomen, maar ook voor de in
het interieur van de zaal zichtbare dakspanten. Ken
nelijk was de typische functie van deze ruimte voor de
architect reden over te stappen op een ander, minder
ritmisch uiterlijk. De ramen hebben een wat curieuze
vormgeving gekregen, met aan boven- en onderzijde
van de smalle stroken glas een driehoekige beëindi
ging, als zoute drop. In het interieur komt dit des te
opmerkelijker naar voren doordat de forse radiatoren
van het verwarmingssysteem vlak onder die dropvorm
zijn geplaatst. Om de kozijnen heen is een sierrand
van metselwerk gemaakt die de raamvorm nog eens
extra benadrukt.
Een aantal jaren later zou dit compacte geheel nog
uitgebreid worden met een nieuwe vleugel aan de
39 Zeeuws Tijdschrift 2on 3-4