De titel van deze bijdrage is de tekst van een inscriptie die zich bevindt in de wenteltrap aan de zuidzijde van de Grote Kerk te Veere. Bij toeval ont dekten we deze in zandsteen gekraste tekst zo'n vijfentwin tig jaar geleden. De stadsarchi varis van Veere, Peter Blom, stadsarchivaris van Veere, wist van het bestaan maar hij had zijn twijfels over de authen ticiteit. De inscriptie liet ons niet meer los. Onderzoek door Blom leidde naar het testament van de schrijver maar leverde verder geen concrete informa tie op. De leemte tussen het moment van het krassen van de woorden in de muur en het opstellen van het testament vulden wij in: in onze roman De Springbron der Liefde wordt het leven van Roelandt Neb- bens geschetst, zoals zich dat af had kunnen spelen in de zeventiende eeuw. Roelandt Nebbens groeit op in Veere in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Hij is een intelligente jongen die verliefd wordt op Cathelijne. Een leven vol liefde en maat schappelijk succes lijkt voor hen weggelegd. Een noodlot tige wending brengt Roelandt als dienaar van de VOC aan de kust van de Coromandel in India. Het is het levensverhaal van een gedreven man, die meerdere malen zijn ambi ties ziet mislukken. Eén ding houdt hem op de been: het geloof in de ware liefde. Hier verder - bij wijze van voor publicatie - delen van ons boek en begeleidend commentaar. Veere, vrijdag 4 augustus 1628 Van daag ben ik weer gaan zwemmen, Cathelijne is meegegaan. Niet om te zwemmen, natuurlijk. Om te kijken. Ik zwem nu langs het schor, net buiten de zeewering. Het water is er niet diep en ik kan oefenen op mijn uithoudings vermogen, Als ik naar het Breesant wil zwemmen bij Kam- perlant, moet ik, rustig zwemmend, dat heel lang vol kunnen houden. Nu heb ik een plan opgesteld om veel te gaan oefenen. Steeds iets langer, steeds iets verder. Aan de keuken tafel bij moeder heb ik op een vel papier met een veer zitten schrijven. Het lijkt op een bladzijde uit een kasboek. Een paar kolommen en veel regels. Ik heb Cathelijne gevraagd of ze af en toe met me meegaat als ik oefen. Zij loopt dan langs de kant mee en telt haar stappen. Ik mag de grond niet raken met zwemmen. Hoe langer ik zwem, des te meer stappen Cathelijne moet zetten. Een stap is ongeveer drie voet. Ik schat dat de afstand van de Campveersche Toren naar het Breesant ongeveer 5000 voet is. Dan moet Cathelijne dus 1666 stappen zetten. Op mijn papier staan drie kolommen. Boven de eerste kolom staat 'dag', boven de tweede 'stappen' en boven de derde 'voet'. Ik heb vandaag de eerste gegevens in kunnen vullen: In de eerste kolom staat: 4 augustus 1628. In de tweede kolom staat: 423 In de kolom 'voet' staat: 126c) 'Nou, ik weet niet of ik elke keer meega, Roel', zei Cathelijne nadat ik weer uit het water was gekomen. 'Ik loop me rot en ik moet ook nog tellen, 423 stappen, ik raakte de tel drie keer bijna kwijt.' 'Je moet bij elke honderd stappen een kiezel in je schortezak doen, dan hoefje niet steeds alles te onthouden'zei ik tegen haar. 'Nou, dat proberen we dan wel', zei ze lachend en gaf me een duw zodat ik tegen het dijkje viel. Ik sprong op en pakte Cath rond haar middel. 'Je bent nat, hou op', kirde ze. Op mijn beurt duwde ik haar in het gras van de dijk, sprong boven op haar en zoende haar op beide wangen, 'Ik vind je lief, Cath', zei ik. 'Je zou een goede huisvrouw voor me zijn.' Ze bloosde en streek de natte haren uit mijn gezicht. 'Dat zou ik heel graag willen zijn, Roel. Jouw huisvrouw.' Haar ogen glunderden. We lagen in het gras nog heel lang na te praten over van alles 43 Zeeuws Tijdschrift 2on 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2011 | | pagina 43