en nog wat. Af en toe pakte ze mijn hand en streelde de ader tjes die erop lagen. 'Je hebt mooie handen, Roel. Echte zwemmershanden én chi rurgijnhanden.' 'Zal ik je dan eens goed onderzoeken?'vroeg ik lachend. We stoeiden en rolden door het gras. Het was een heerlijke middag. Roelandt Nebbens kwam uit een familie van zee lieden. De naam Nebbens komt regelmatig voor in de Veerse archieven. Aan het eind van de zestiende eeuw en het begin van de zeventiende eeuw zien we de naam genoemd worden in verband met schepen en handel. Later wordt er een Nebbens zelfs burge meester van Veere en in de achttiende eeuw zal een familielid het schoppen tot koopman bij de VOC. Een prachtig beeldje dat een portret van deze koopman is, bevindt zich in het Zeeuws Museum. Roelandt kon dus zwemmen. Dat is op zich al redelijk uitzonderlijk in die tijd. Bovendien kon hij het erg goed. Het feit dat hij het Veerse Gat overstak, toen nog onderhevig aan getijdenstromen, geeft aan dat hij geoefend was. Aan de tekst zou je afkunnen leiden dat hij tijdens zijn zwemtocht jongvolwassen was. Een fysiek zware prestatie om de grenzen van het eigen lichaam te ontdekken, is typerend voor de adolescent. Hij is zelf zo trots op deze prestatie dat hij een inscriptie maakt op de muur van de Grote Kerk. We schatten Roelandts leeftijd ten tijde van deze zwemtocht op ongeveer twintig jaar. In de roman De Springbron der Liefde woont en werkt Roelandt een groot deel van zijn leven aan de kust van de Coromandel in India. De VOC-handels- post te Masulipatnam vormt het decor. Als onderchi rurgijn wordt zijn werk gewaardeerd meer doordat hij het vuile werk opknapt voor de opperchirurgijn dan vanwege zijn verworven kennis. Masulipatnam, donderdag 14 oktober 1638. Vandaag, toch nog onverwachts, verschenen er drie retourschepen op de rede. Er lag al een aantal kleine boten gereed om goederen en personen van de schepen te halen. Toen de boten het strand naderden, liep een delegatie van de logie hen al tegemoet. Van Paalberg, Blankert en Joan, de 2e assistent van de specerijenpakhuismeester. De laatste zou mon sters uit Batavia in ontvangst nemen. Blankert was helemaal opgetogen. Hij verwachtte immers zijn grote zending arak. Van Paalberg was mee om Commandant Ludikhuizen per soonlijk af te halen. Ze kenden elkaar uit Amsterdam waar ze beiden eerder voor de compagnie werkten. Isabella zou met het diner flink uitpakken, had Van Paalberg me eerder al laten weten. Een aantal inlanders moest zorg dragen voor de goederen die uit de boten werden geladen Een paar paarden ston den klaar om de arak naar de factorij te brengen. Tevens werd er een kas aan land gebracht. Van Paalberg verwachtte nog een flink aantal brieven voor de logie en wilde er zelf ook nog meegeven met de kas voor Holland. Misschien zit mijn aanvraag voor promotie er ook al bij, anders duurt dat weer tot januari. Dit zijn de laatste sche pen, dit jaar, tenslotte. Ik was de delegatie tegemoet gelopen toen ze met Ludikhui zen en een aantal onbekenden richting factorij gingen. Toen ik binnen gehoorsafstand was gekomen, riep Blankert: 'Hé Nebbens, help eens even een handje met de drank!' Daar had ik helemaal geen zin in, maar Van Paalberg redde me eruit: 'Ha Roelandt, goed datje er bent. Aan boord van de Ter Hooghe, ligt een doodzieke jongeman. De scheepschi rurgijn kan er niets mee aan. Wil jij eens even gaan kijken Mag ik je trouwens even voorstellen aan een persoonlijke vriend van mij, Commandant Ludikhuizen uit Amsterdam.' Ik gaf de man een hand en hij schudde die langzaam terwijl hij vriendelijk naar me keek. 'Roelandt Nebbens, ik hoop datje iets voor mijn schepeling kunt doen.' 'Ik ga mijn uiterste best doen, meneer', antwoordde ik en liep de richting van het strand in, om met een van de boten naar de Ter Hooghe te varen. Begin april 2011 hebben we samen met Peter Blom opnieuw de inscriptie in de Grote Kerk van Veere bekeken. Moeilijk leesbaar, wat vervaagd, alsof iemand met een borstel de muur krachtig had gereinigd. Hier en daar stonden er ook graffitiachtige lijnen door heen. De inscriptie bevindt zich in deplorabele staat. De stadsarchivaris is ondertussen van mening dat de inscriptie wel degelijk authentiek is en wil stappen ondernemen de tekst voor verder verval te behoeden. Hopelijk zal publicatie van De Springbron der Liefde mede het literair toerisme in Veere een impuls geven en zullen nog veel mensen met eigen ogen de aan doenlijke tekst van Roelandt Nebbens kunnen lezen. Carla Mullié-Dallinga (Maasland 1964) en Ronald Mullié (Middelburg 1958) schreven deze roman op basis van histori sche feiten en fictie. Beiden zijn werkzaam als beeldend kunste naar en zijn eigenaar van De Witte Lelie, een bedrijf dat jams, chutneys, thee en likeuren produceert in Maasland. 44 Zeeuws Tijdschrift 2on 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2011 | | pagina 44