Edelen
A in Zeeland
individuele edelen na te slaan. Zoals de beruchte
Adriaan van Reimerswaal ("j" 1533). Al bij zijn eerste
vermelding (pag. 188) krijgen we de - althans voor de
nazaat - boeiende verhalen voorgeschoteld over Adri
aans corruptie en de terreur die hij jegens opponenten
uitoefende met behulp van zijn niet minder horkerige
neef Govert en bastaardbroer Cornelis. In een noot
lezen we eveneens het overbekende verhaal over de
St.-Felixvloed van 5 november 1530: 'Ten tijde van de
overstromingen van 1530 en 1532 deed Adriaan van
Reimerswaal als ambachtsheer weinig tot niets om de
dijken te herstellen. Hij was in de hoop dat de over
stromingen hem een natuurlijke haven te Lodijke zou
den bezorgen'. Reimerswaal was eerder het toneel van
de wandaden van een andere eigenmachtige edelman:
Jan van Domburg. Deze werd uiteindelijk in 1445 ter
dood veroordeeld. In oktober van dat jaar ontsnapte
hij en verschool zich in het Minderbroedersklooster te
Middelburg. Zijn zus moedigde hem aan om zich eer
vol dood te vechten. Jan gaf zich echter na elf dagen
over en werd op last van de hertog van Bourgondië op
de markt onthoofd. Ter verluchting beeldt Van Steen-
sel een negentiende-eeuwse fantasieprent af, waarop
Jan zich overgeeft. Kennen we die niet uit de Zelandia
Illustrata? Gelukkig kan auteur Arie van Steensel nu
en dan de neiging om uit te weiden met functionele
'anekdoten' niet beheersen. Het maakt zijn boek, na
verschijning meteen onmisbaar voor de vakgenoot,
ook tot een mooi bezit voor de algemener georiën
teerde lezer.
Gregoriaanse zang in het kippenhok
André van der Veeke, Rotterdam vertrekt. Utrecht/
Leeuwarden: De Contrabas, 2010. ISBN 978 90
79432 34 9, 12,50.
Met Rotterdam vertrekt leverde André van der Veeke
zijn zesde poëziebundel af. De smaakvol vormge
geven, slanke bundel (60 pagina's, 50 gedichten)
bevat twee series of cycli: 'Rotterdam vertrekt' (pag.
7-22) en 'Onwennig tandengeknars' (pag. 23-59).
De eerste serie is thematisch veel samenhangender;
de titelloze gedichten zijn dan ook voorzien van
Romeinse cijfers. 'Onwennig tandengeknars' lijkt
AT» L ÏUKXCH It niN IJi M
1
tui A:\U>.
ROTTERDAM
VE
A rif uan Sffrnsfl
Macht, rijkdom m statui tn «n
laaimiddflrtuuur sammlruing
slechts een 'historische' samenhang te bezitten,
d.w.z. dat het gaat om gedichten die in een bepaal
de, recente periode zijn gemaakt. Dat het Terneu-
zense gedichtenfabriekje van de auteur aardig draait
blijkt uit het feit dat, toen de persen van Rotterdam
vertrekt nauwelijks waren afgekoeld, er bij Liverse in
Dordrecht alweer een andere bundel van André van
der Veeke verscheen: Blauw als ijs.
Aan het bijna dwangmatig werken met (uitslui
tend) disticha is Van der Veeke alweer lang ont
snapt. Wellicht heeft hij zich het nawoord van Hans
Verhagen in een vorige bundel Reizigers voor alle
richtingen (ADZ, 2004), waarin uitsluitend gedich
ten met tweeregelige strofen waren opgenomen,
ter harte genomen. Verhagens fraaie openingszin
'André van der Veeke heeft karaktertrekken die
een dichter geducht in de weg kunnen zitten' bleef
de lezer minstens zo lang bij als de vaststelling
waarom het hier gaat: 'Je kan het [gedicht] tot op
zeker hoogte als technische d.i. taalkundige vormge
ving controleren, wat in de poëzie uiteindelijk een
bijkomstigheid blijft.' In later werk permitteerde
62 Zeeuws Tijdschrift 2on 3-4