De Staats-Spaanse linies zijn een geslaagd Belvedereproject. De Kruisdijkschans bij Sluis werd in 1997 gedeeltelijk gereconstrueerd. Foto: Provincie Zeeland. gesloten veengebied, doorsneden door slechts één rivierarm. Vierduizend jaar eerder is het beeld totaal anders. We zien dan Zeeland als een mozaïek van waarschijnlijk honderden grote en kleine eilanden en zandplaten. Vijfduizend jaar daarvoor, rond 9000 voor Christus, was het gebied onderdeel van een uit gestrekte vlakte met verwilderde rivieren, die zich uit strekte tot ver in de huidige Noordzee. Van land naar zee en weer terug naar land, een proces dat zich in de afgelopen duizenden jaren eindeloos heeft herhaald. De charme van de Zeeuwse regio schuilt dus even eens in het feit dat een groot deel van haar geschie denis een verborgen bestaan leidt. We mogen het Zeeuwse land best bewonderen alsof het een stilleven is, maar moeten wel beseffen dat regelmatig delen van het tafereel zijn afgeschraapt om ruimte te maken voor nieuwe landschappen en zeegezichten. Overi gens hoeven we daarvoor helemaal niet zo ver in de tijd terug te gaan als bij de hiervoor besproken voor beelden. Ook in de afgelopen decennia heeft het pro ces van winst en verlies, van herinneren en vergeten, door toedoen van de mens nadrukkelijk zijn weerslag gehad op het aangezicht van Zeeland. We hoeven maar te denken aan de wederopbouw van Middelburg waarbij de verantwoordelijke stedenbouwkundigen bewust kozen voor historische reconstructie - al werd wel beoogd het verleden te verbeteren. De sporen van de oorlog zijn daarbij zo grondig uitgewist, dat bui tenlandse toeristen zich in een historische stad wanen die veel ouder is. Dit alles roept de vraag op hoe we met het 'stil leven met landschap en zeegezicht' in de toekomst het beste kunnen omgaan. Is de historische dynamiek een vrijbrief voor veranderen en ontwikkelen? Ligt het voor de hand om het in een verstilde vorm te bewaren voor het nageslacht? Het is zinvol ons deze vraag te stellen, niet alleen uit historische overwegingen, maar ook omdat het in grote delen van Nederland heel 16 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8 gewoon is geworden 'dat een mens binnen het bestek van "zijn" ene leven zijn landschap vier of vijf keer totaal van karakter ziet veranderen'.7 De toekomst: het woonperspectief In onze leefruimte geldt de regel 'bewaren is benut ten'. Meer in het algemeen is het in de Nederlandse ruimtelijke ordening ondenkbaar dat zaken zonder een welomschreven functie kunnen voortbestaan. Benutten betekent in de ruimtelijke ordening van van daag echter meer dan simpelweg gebruiken. Om het heden te overleven moeten landschappen en onder delen daarvan economisch rendabel zijn: ze moeten zichzelf'terugverdienen' (en liefst meer dan dat). Dat geldt ook voor alles wat in die landschappen herinnert aan het verleden. Dit brengt ons weer bij het onder werp van de regiomarketing. Steeds meer regio's zetten hun verleden, erfgoed en landschap in als 'unique selling point'.8 De regio Eindhoven beheert de erfenis van Philips, Nijmegen is de oudste (Romeinse) stad van Nederland, Arnhem herdenkt haar oorlogsverleden steeds langduriger en spectaculairder en het Waddengebied behoort met zijn wetlands en cultuurlandschappen tot de wereld top. Het nadeel van dit soort marketingverhalen is dat het regionale samenstel van gevarieerde landschap pen, ingewikkelde geschiedenissen en veelsoortige erfgoedpraktijken vaak wordt versmald tot een of enkele historische iconen. Het verleden moet op eenvoudige wijze worden gepresenteerd, want voor een herhaald bezoek en langdurige bezinning heb ben toeristen meestal geen tijd. Daarnaast moet er in het landschap natuurlijk iets te beleven zijn. Daarom worden geschiedenissen aangekleed, gevisualiseerd of zelfs uitgevonden met behulp van opvallende architec tuur, park- en landschapsontwerpen, kunstwerken, museale belevenissen, recreatieve voorzieningen en toeristische arrangementen. We kennen daarvan smaakvolle en geslaagde voor beelden, zoals bepaalde Zeeuwse Belvedereprojecten en erfgoedlogies, maar ook minder geslaagde uitin gen, zoals de eindeloze nieuwbouwwijken in 'jaren twintig- en dertig-stijl' die momenteel overal in Neder land verrijzen.9 De Zeeuwse cultuurlandschappen, met hun gelaagde en immanente verleden, kunnen door dit soort historisch exhibitionisme al snel onher stelbaar beschadigd raken. Zeeland moet dus eigen zinnig zijn en zich bezinnen op een eigen strategie. Om enigszins richting te geven aan de discussie daarover geef ik hier nog een andere tweedeling van landschappen: het doorleefde landschap tegenover het belevingslandschap. Het belevingslandschap is het landschap zoals dat hiervoor werd geschetst. Het verleden wordt er nadrukkelijk geëxposeerd, verkocht en geconsumeerd. Het verdient zich misschien wel terug maar wordt nooit echt onderscheidend. Het draagt iets bij aan het ruimtelijk ontwerp in plaats van andersom. In het doorleefde landschap wordt met het verleden anders omgesprongen. Uitgangspunt is wat de Britse antropoloog Tim Ingold het 'woonper spectief' (dwelling perspective) noemt.10 Volgens Ingold leren mensen het landschap en zijn verleden pas ken nen door een langdurige, herhaalde of zeer intense betrokkenheid en door er een concrete bijdrage aan te leveren. Dat kan door in zo'n landschap te wonen in engere zin, door er in of aan te werken, maar ook door het herhaaldelijk te bezoeken. Dit vereist letter lijk een diepte-investering; een vluchtig bezoek is niet genoeg. In het woonperspectief staat niet de regionale identiteit centraal, maar de identificatie van bewoners en bezoekers met concrete landschappen. Als eerste Nederlandse provincie zou Zeeland overtuigd kunnen kiezen voor het woonperspectief. Ook in dat geval hebben de Zeeuwse landschappen cultureel ondernemerschap nodig. Alleen zijn de ondernemers dan niet alleen museumdirecteuren, beleidsmakers, projectontwikkelaars en architecten, maar evengoed -of juist- bewoners en bezoekers. Het spreekt voor zich dat daarmee ook het karakter van de projecten verandert. Die zullen in dat scenario vooral gebaseerd zijn op een actieve participatie aan het beheer van landschappen en aan archeologisch onderzoek, historische kennisuitwisseling, exposities en culturele evenementen. De historische dimensie van het landschap krijgt een caleidoscopisch karakter doordat er nu ook allerlei persoonlijke en gedeelde herinneringen in worden verwerkt. Landschapsken ners en experts hebben in dat geheel een duidelijke taak. Zij zijn de verhalenvertellers die - aldus Ingold - het verhaal over het landschap verdiepen en ver rijken door te wijzen op sporen die anderen letterlijk en figuurlijk over het hoofd zien, zoals de verborgen geschiedenissen van de Zeeuwse landschappen die hiervoor ter sprake kwamen. Wat mij betreft koestert Zeeland dus haar verbor gen en gelaagde geschiedenissen. De Zeeuwse land- 17 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2011 | | pagina 10