DIALECT ALS PORTABLE ERFGOED
'ieselijk 'andig,
De Staats-Spaanse linies in Zeeuws-Vlaanderen en het aangren
zende Belgische grensgebied zijn een stuk minder bekend dan
de randstedelijke Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van
Amsterdam en de (vrijwel onzichtbare) Romeinse limes. Het
militaire landschap dat hier ligt, is echter beter behouden geble
ven dan waar ook. Recentelijk zijn de linies onderwerp geweest
van een interregionale toeristische verkenning (zie www.staats-
spaanselinies.nl).
Het komt in Nederland niet vaak voor dat op basis van parti
culier initiatief en met behulp van particuliere financiering een
archeologisch monument wordt hersteld of nagebouwd. In
Colijnsplaat is dat gelukt: een geslaagde interpretatie van een
aan Nehalennia gewijde tempel kijkt uit over de jachthaven.
Welke doelgroepen?
Op het terrein van marketing ligt ook het speuren
naar de juiste doelgroep. De eerder aangehaalde
Trendrapportage geeft een schat aan cijfers. De arche
ologie trekt, zo is de algemene veronderstelling, twee
hoofdgroepen: 50-plussers en gezinnen met kinderen
in de post-kleuter-, pre-puberleeftijd. Beide groepen
zijn hoger opgeleid. In Zeeland vind je concentraties
van 50-plussers in de hotels (45 procent van het aan
tal gasten). Zij bezoeken in vergelijking met andere
gasten vaak 'bezienswaardige gebouwen' (29 procent).
Een ideale, maar erg kleine doelgroep want ze nemen
maar 5 procent van het totaal aantal overnachtingen in
Zeeland voor hun rekening.
Kijken we naar de andere, jongere groep - gezin
nen met leergierige kinderen tussen de 6 en 12 jaar -
dan zitten die vooral op de camping; daar behoort 22
procent tot deze groep. Ze gaan vaak fietsen (de helft
doet dat)wat voor kleinschalig archeo-toerisme een
pre is. Zij bezoeken weliswaar minder vaak 'beziens
waardige gebouwen' dan de hotelgasten maar ze vor
men een veel grotere groep.
De gasten van vakantiehuisjes vallen qua belang
stelling tussen beide groepen in. Over de voorkeuren
van de vele 'vaste gasten' (mensen met een tweede
huis in Zeeland of booteigenaars) is weinig bekend.
Jammer! Juist deze groep komt vaker, zou meer
binding met de streek moeten hebben en zou heel
structureel benaderd kunnen worden, anders dan
incidentele bezoekers. Over de voorkeuren van de bui
tenlandse gasten zijn evenmin gegevens beschikbaar.
Ik heb wel eens gehoord dat Duitsers bovengemiddeld
in cultuur(historie) geïnteresseerd zijn, maar dat geldt
minder voor de zonaanbiddende Duitsers.
Op welke doelgroepen moet Zeeland zich richten,
wil het belangstelling kweken voor zijn oudheden? Op
grond van bovenstaande cijfers alleen valt dat niet te
zeggen. Nader doelgroeponderzoek dient deel uit te
maken van het totale marketingplan. Daarin zal ook
communicatie en kwaliteitsverbetering van het aan
bod moeten worden meegenomen. Dat er geen pas
klare en zeker geen snelle oplossing is, zal duidelijk
zijn. Dat de Zeeuwse archeologie (en cultuurhistorie
in het algemeen!) op termijn meer belangstellenden
kan trekken en daarmee een bijzondere bijdrage
leveren aan de beleving van de provincie, lijkt me een
alleszins redelijke veronderstelling. Het basismateri
aal is ruimschoots voorradig.
Evert van Ginkel is als auteur verbonden aan TGV teksten
presentatie en bestuurslid van Stichting Archeologie en Publiek.
36 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8
tekst Katinka Polderman
Hoe langer ik weg ben uit Zeeland, des te Zeeuwser
ik word. Dus af en toe vier ik Zeeuw, beetje zoals
anderen Kerst vieren. In mijn Bossche huis sluit ik
me op en draai ik cd's van Surrender. Met het Woor
denboek der Zeeuwse dialecten in mijn handen prevel
ik dingen als 'Jewannes, ou je rustig, 't is hin terre-
ve'oest!', 'kè pien in m'n pooke, joekt'an m'n rik en
un kop as un slehhe' en meer van dat soort prachtig
Zuid-Bevelands jargon. Kortom: ik zit ontzettend
Zeeuw te zijn.
Tot voor kort luisterde ik op zulke dagen online
naar Radio Zeelands 'Zegt u het maar'. Hierin mogen
Zeeuwen bellen om live hun mening te geven. Soms
in plat Zeeuws, met een plechtig uitgesproken 'Ja,
hoeiendag, mie Nieuweneuze van 't Weumelienge,
ik de PZC 'eleeze...', maar vaak spreekt de beller
slechts met een Zeeuws accent. Het is een aanrader
voor elke export-Zeeuw, daar niet van, maar tijdens
mijn laatste Zeeuw-viering heb ik iets beters gevon
den om mijn heimwee te temperen: de website van
het Meertens-instituut. Dit instituut heeft een online
audiodatabank met gesprekken in het Zeeuws, op z'n
allerplatst, keurig geordend op opnameplaats (www.
meertens.knaw.nl/soundbites/).
Mijn favoriet is het eerste gesprek onder het kopje
"s Gravenpolder'. Op de licht vermoeide 'moet ik
het nou nóg een keer uitleggen?'-toon die onderdeel
lijkt te zijn van het Zuid-Bevelands spreekt een man:
'Keesje Kopmels die oa twi jongers. Dat was d'n
erberrehier. Oe a se eetten weet ik nie, en die oa ean
dochter, Neele, en die a ni Rome ewist eit die ei nooit
etrouwd'ewist, en dien aren dien is esneuveld in d'n
oorlog. En Neele die ei etrouwd'ewist mie Arjeantje
Zuudof. En diwwas van: Merien, Kees, Pier, en Jan.
En Berbel en Merietje. En Pier Zuudof ei etrouwd'e
wist en Jan Zuudof ei etrouwd'ewist. Mè Kees ei nooit
etrouwd'ewist en Merien ei nooit etrouwd'ewist. En
Berbel ei etrouwd'ewist mie Tummerman, en Merietje
die ei etrouwd'ewist mie de Westdurpen. Mie Merien
Westdurp van 't Langeweegje. Neeltje d'r moeder.
Oal datta Zuudof is op 't Kwidamme da komt oal van
Neele Kopmels of. Ja.' En dat gaat dan nog even door,
met een rits Kopmels-nazaten die al dan niet 'etrouw
d'ewist' zijn. Zelfs op dagen dat ik niet bijzonder
Zeeuws ben kan ik hier uren naar luisteren.
Als ik mijn ogen sluit ben ik terug in de achterka
mer van mijn opa. D'n Oom Jan en mijn vader aan
tafel, mijn opa in zijn goeie stoel. Er zijn schuifdeu
ren naar de nette voorkamer, waar mijn opa 's avonds
het vijf-letterwoordenspel 'Leho' kijkt. En ik luister.
Naar de plat Zuid-Bevelandse gesprekken over niks en
over alles: 'wie atter ean van wie is', over 'de betoaten,
dat wor niks dit jaer', en 'vroeher'.
Mijn Zeeuw-zijn bestaat niet uit wat de meeste
'Ollanders' denken: zee, strand en mossels, welnee.
Voor mij is Zeeland het Zuid-Bevelands dialect. En
het fijne is: een taal neem je overal mee naartoe. En
das toch ieselijk 'andig, Za'k mè zehhe.
37 Zeeuws Tijdschrift 2on 3-8