WANT TIJD EN TOEVAL TREFFEN HEN ALLEN
Het Hettema Heerema-leen: een vijftiende-eeuws familiestudiefonds
tekst Paul van der Velde
Familialen 15
Wie aan cultureel erfgoed denkt, is niet gauw
geneigd dat in de persoonlijke sfeer te trekken. Je
gedachten gaan eerder uit naar alles wat door de
grote culturen en de natuur is voortgebracht. Al die
schatten worden door een waaier aan organisaties
en overheden beschermd en in stand gehouden.
We worden bepaald niet opgevoed persoonlijk
erfgoed over te dragen aan volgende generaties.
We erven wel eens wat, een ring, een schilderij, een
paar foto's, een servies of geld maar zonder veel
wroeging gooien we alle andere erfgoederen zoals
brieven, dagboeken, diploma's en databestanden
weg. We worden niet geleerd ons bestaan zinnig te
archiveren. Er ontbreekt een speciaal instituut dat
zich ontfermt over persoonlijke erfgoedzaken. Dat
het toch kan lonen persoonlijk erfgoed met zorg te
behandelen, blijkt uit het navolgende.
Mijn vader had me eens verteld dat we uit een oud
Fries geslacht stamden. Ik was toen op een leeftijd
dat die opmerking nauwelijks tot me doordrong of
wat de betekenis ervan zou kunnen zijn. Toen hij in
1977 overleed, ontfermde ik me uit filiale piëteit -
het zal wel de invloed van mijn Chinese studiën zijn
geweest - over zijn archief. In de jaren daarna heb ik
dat archief opgeschoond en bracht al het materiaal dat
betrekking had op zijn inspanningen de afstamming
van de Van der Velde's van de Hettema's te bewijzen
onder in het Hettema Heerema-leen dossier.
De Bolswarder lenen
Het Hettema Heerema-leen, ook de Peterus- en Paules-
praebende genoemd, is een van de vier zogenoemde
Bolswarder Lenen die in de loop van de vijftiende
eeuw of zestiende werden opgericht. Een praebende is
een onafhankelijke bron van inkomsten uit grond of
andere bezittingen of rechten, beheerd door notabe
len. De andere drie lenen gaven alleen beurzen voor
theologische studies maar het Hettema Heerema-leen
(het Leen) kende die beperking niet. Het onderscheidt
zich verder van de andere lenen omdat de akte van
instelling ontbreekt waardoor niet bekend is in welk
jaar het is opgericht maar dat geschiedde vrijwel zeker
in de vijftiende eeuw. Daarom werd het Leen wel het
'duisterste en geheimzinnigste van alle leeninstellin-
gen' genoemd. Terwijl de andere lenen vooral minver
mogenden hielpen, waren het bij het Leen vooral per
sonen van aanzienlijke afkomst die er van genoten.
De eerste in de archieven traceerbare benefici
ant van het leen is Bernardus Tabbe die vanaf 1540
tot 1558 een zogenoemde pensie (beurs) ontving. In
de loop der eeuwen was er veel geruzie tussen de
bestuurders over wie de studiebeurs zou krijgen en
misschien daarom vertoont het archief grote gaten.
Pas vanaf de twintigste eeuw zijn er meer gegevens
voorhanden. In 1917 werd een reglement opgesteld
waarin evenals bij de andere lenen een inkomens- en
vermogenstoets werd ingevoerd (Reglement 1917). Het
werd officieel goedgekeurd door de Gedeputeerde Sta
ten van Friesland. Kortom het werd een normaal leen.
Voor de eerste ronde van na de Tweede Wereldoorlog
meldden zich maar liefst 107 kandidaten aan. Tot
1968 betaalde het Leen (een deel van) de studies van
zes studenten allen ingenieurs of wiskundigen (Abma
Opening Internationale Tentoonstelling De Suiker in 1958 door
minister A. Vondeling. Links vooraan staat J.D.A. van der Velde
op de rug gezien met in zijn hand de onafscheidelijke North State
sigaret. Foto: Fotobureau Hartman.
I979> P- 227"244) Tot 1985 werden geen uitkeringen
meer gedaan en daarna begonnen alle lenen weer uit
te keren en droegen ze ook bij aan drukkosten van
proefschriften of gelijkwaardige wetenschappelijke
publicaties.
Stamboomonderzoek
Het eerste schrijven uit de correspondentie van mijn
vader is een memorandum van de gemeentesecreta
ris van Bolsward aan zijn collega in St. Jansteen uit
1952. Het daaropvolgende schrijven dateert uit 1955
en is afkomstig van de statutair administrateur van
het Leen, D. de Waij. Hij reageerde op een brief van
mijn vader van 15 mei 1955 waarin deze kennelijk had
gevraagd of het Leen kon onderzoeken of de Van der
Velde's echt afstamden van de grondvesters van het
Leen. De Waij vroeg mijn vader een stamboom en een
trouwboekje te overleggen. Kennelijk had hij in de
tussenliggende drie jaar het nodige voorwerk verricht
want uit de stamboom die hij stuurde bleek in ieder
geval dat de Van der Velde's begin achttiende eeuw in
Bolsward woonden en dat was dicht bij de bron van
het Leen. Daar oefenden zij beroepen uit die varieer
den van commies bij de belastingen en glazenmaker
tot grossier in sterke dranken en korporaal in het
leger.
De Waij schreef: 'Ik zal dan ook met onderzoek
beginnen, maar wil nog gaarne uw trouwboekje
ontvangen.' Hij waarschuwde mijn vader verder dat
'het onderzoek nog al wat tijd in beslag kon nemen'.
Omdat ik toen op komst was, wilde mijn vader mis
schien liever niet van het trouwboekje scheiden, maar
hij stuurde het toch. 'U wilt dit gaarne spoedig terug
ontvangen in verband met de gezinsvermeerdering en
ik haast mij dan ook het U ingesloten terug te sturen.'
Mijn vader zette alle middelen in want de gemeen
tearchivaris van Leeuwarden had in zijn opdracht
aanvullend genealogisch onderzoek verricht dat naar
Bolsward zou worden gestuurd.
De kleine wereldburger Paulus
De wegen van de bureaucratie kennende, trok mijn
vader bij De Waij na of hij ook werkelijk het mate
riaal had ontvangen. De Waij reageerde direct want
hem 'verwonderde het al, dat hij nog geen bericht
uit Leeuwarden had ontvangen'. Hij verzocht mijn
vader het te zenden en beloofde het onderzoek direct
in gang te zetten. 'Ik ben zelf ook belangstellend'.
Reeds vier dagen later berichtte De Waij: 'Nadat ik
inzage had genomen van het uittreksel hetgeen U was
toegezonden uit Leeuwarden, ben ik dadelijk met het
onderzoek verder gegaan. Uit verschillende aanteke
ningen die ik reeds had gemaakt, met bijvoeging van
gegevens verstrekt uit het Rijksarchief blijkt nu reeds,
dat Uw afstamming tot het Hettema Heerema-leen
een feit is.'
De geruime tijd van onderzoek was verrassend
genoeg gecomprimeerd tot minder dan één maand.
De Waij zal zich er zelf ook wel over verbaasd hebben.
Kort daarop deelde hij mijn vader mee dat 'wij U en
Uw gezin in de registers van het Hettema Heerema-
leen hebben ingeschreven'. Mijn vader antwoordde:
'Het is dan toch zover, dat wij ingeschreven staan in
de registers van het Hettema Heerema-leen en nu
maar vol vertrouwen afwachten of wij bij de geluk
kige zouden kunnen behoren. Tevens kan ik U dan
de geboorte mededelen van onze zoon Paul. Het is te
hopen, dat er een flinke kerel uit op moge groeien.'
64 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8
65 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8