De Waij dankte mijn vader voor de doos sigaren die deze kennelijk had verzonden en wenste hem geluk met 'de kleine wereldburger Paulus, hij staat al inge schreven dus dat is dik in orde'. Het doel van mijn vader was een beurs te krijgen voor mijn broer die in 1959 het gymnasium diploma behaalde en medicijnen ging studeren in Nijmegen. Op het eind van het jaar kwam het bericht dat een meerjarige beurs van het Leen ging vrijvallen. Mijn broer legde samen met 60 andere kandidaten een vergelijkend examen in de Hervormde Kerk van Bolsward af. Bij de begeving van i960 bleek echter dat de keuze op een economiestudent was geval len (Abma 1979, p. 243). Hij was de voorlaatste die een beurs ontving. Daarna werden er tot 1985 geen beurzen meer gegeven. Gelukkig had mijn vader op meerdere paarden gewed want mijn broer kreeg wel een renteloos voorschot van een jaar van het Zeeuws Studiefonds. Het zal rond deze tijd geweest zijn dat ik met mijn lange oren over het Leen hoorde fluiste ren. Een historische lus gestrikt Toen mijn moeder er eind jaren tachtig lucht van kreeg dat ik met promotieplannen rondliep, ried ze me aan het Hettema Heerema dossier boven water te halen. Ik heb haar wijze raad opgevolgd. De nieuwe statutair administrateur van het Leen, S.W. Postuma zond mij het nieuwe reglement uit 1988 (Reglement 1988). Ik stuurde hem de brieven uit het dossier waaruit onomstotelijk bleek dat ik ingeschreven stond bij het Leen. Nu het proefschrift nog. In 1999 trad ik weer in contact met Postuma. Hij reageerde prompt en kwam tot de conclusie dat 'Gezien de voorgeschie denis mij nu wel preferentie op zijn plaats lijkt'. Ik kon hem geen ongelijk geven. Hij meldde me dat de kapitalen van de lenen fors waren gegroeid waardoor jaarlijks 32 studenten en 4 promovendi beurzen kre gen. Voor studiebeurzen moest je dus niet alleen in Groningen maar ook in Friesland zijn! Daarop diende ik meteen een aanvrage voor de beurs in. Twee maanden later berichtte het Leen: 'Het doet ons een genoegen U mee te kunnen delen dat U in principe een pensie is toegekend.' Ik antwoordde onmiddellijk: 'Een grote vreugde overviel mij na het lezen van uw brief waarin mij een pensie wordt toe gekend. Die vreugde wordt vooral veroorzaakt door de geschiedenis van hoe dit allemaal tot stand is geko men.' Uiteraard sprong ik een gat in de lucht over het strikken van deze historisch lus. Een Indische Liefde Van de Akte van Begeving van het Heerema Hettema- leen had ik me wel wat meer voorgesteld. Het was een formulier en geen fraai gekalligrafeerd document om in te lijsten. Een van de voorwaarden van het regle ment verplicht de promovendus in zijn dissertatie te vermelden dat deze tot stand is gekomen met de steun van het Leen (Reglement 1988). Ik voelde dat bepaald niet als een verplichting maar eerder als een voorrecht. Meer dan 150 jaar voor de stichting van de oudste universiteit van Nederland hadden mijn visi onaire voorvaderen alvast een studiefonds ingesteld dat promoties aan nog niet bestaande universiteiten mogelijk zou maken. Niet gespeend van enige trots vermeldde ik: 'Dit proefschrift is financieel begunstigd door het Het tema Heerema-leen, een familie-leen, opgericht eind vijftiende eeuw en gevestigd te Bolsward; dit door middel van een pensie aan de promovendus hetgeen in een Akte van Begeving is vastgelegd' (Van der Velde 2000). Ik droeg het proefschrift aan mijn ouders op. Het was immers aan de genealogische inspanningen van mijn vader en de alertheid van mijn moeder - en de bijdrage van het Leen - te danken dat een commer ciële uitgave van mijn proefschrift, Een Indische Liefde. P.J. Veth (1815-1895) en de inburgering van Nederlands- Indië bij Uitgeverij Balans kon worden uitgegeven. Ik stuurde Postuma de reglementair verplichte twee exemplaren. De slotwoorden van zijn laatste brief aan mij uit Prediker 9:11 zijn in retrospectief zeker op dit familiaal van toepassing: 'Want tijd en toeval treffen hen allen.' Daarom draag ik dit familiaal graag aan Postuma, op want hij zal in de loop van de tijd heel wat beneficianten van het Leen getroffen hebben. Aantekeningen Van dit artikel zal hoogstwaarschijnlijk een geannoteerde versie in De Vrije Fries verschijnen. Voor dit familiaal werd gebruik gemaakt van Archief Vortex. J.D.A. van der Velde (1914-1977), Hettema Heerema-leen dossier (1952-) en van de volgende literatuur. G. Abma, De vier Bolswarder Lenen, Bolsward: Het Witte Boekhuis 1979; Hettema-Heerema-Leen te Bolsward Reglement, Bolsward 1917; Reglement van Begeving I van de Stichting Hettema Heerema-leen gevestigd te Bolsward, Bolsward 1988; Paul van der Velde, Een Indische Liefde. P.J. Veth (1815-1895) en de inburgering van Nederlands-Indië, Amsterdam: Uitgeverij Balans 2000. 66 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8 (boven links) De Burg, foto: Anda van Riet; (boven rechts) Het Schuitvlot, foto: Anda van Riet; (midden links) Ijzertijd potten uit Grijpskerke in het Zeeuws Archeologisch Depot in Het Schuitvlot in Middelburg foto: Niek Beeke; (midden rechts) Rondleiding door het Zeeuws Archeologisch Depot, foto: Niek Beeke; (onder links) Inspectie door de Monumentenwacht van de leistenen dakbedekking van het Abdijcomplex in Middelburg; (onder rechts) Reparatie van de afwatering aan Slot Haamstede in Haamstede. 67 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2011 | | pagina 35