Zeeuwierjenever Zeeuwse weelde Verhaaltjes voor het slapen gaan Ik ben in West Zeeuws-Vlaanderen geboren en opge groeid, en meerdere generaties van mijn familie voor mij. 'Mijn vlakke land' van Jacques Brei gaat over 'mijn' land. Twee jaar geleden liet mijn moeder me een foto zien van rond 1915 in 'Dillage' bij Hoofdplaat. Dillage was dialect voor de inlage, dat is een stuk zilte grond tussen twee dijken en deze inlage lag ter hoogte van Slijkplaat tussen Hoofdplaat en Breskens. In dat poldertje stonden vier kleine arbeidershuisjes. Het poldertje, inclusief de huisjes, verdween in 1953 in de Westerschelde door een dijkval. De families in het poldertje waren strandjutters. Tweemaal per dag na hoogwater werd de vloedlijn afgespeurd. Soms spoelde er eten aan, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin veel schepen op de Wes terschelde vergingen, en ook het kachelhout kwam meestal van het strand. Het tweede stel van links zijn mijn overgrootouders, een van de meisjes op de voor grond is mijn oma die in 1905 geboren is. Mijn moe der zag in 1936 in 'Dillage' het levenslicht. Het zijn mijn roots. Als ik de Schelde ruik ben ik thuis en komt er een soort rust over me. Meeuwen die zich laten meevoeren op de wind alsof ze dansen. Basaltblokken met klakkers, dialect voor zeewier (blaaswier), kreukels (alikruiken) die we vroeger van het basalt raapten. 'Oantjes en oentjes' (kokkels), die ik als kind met mijn vader ging steken uit het slik. Die roots inspireren me. Ik wou koste wat kost de geur en de smaak van de zee vangen in een drankje. Dat is gelukt en de Zeeuwierjenever is een feit. Misschien vond opa ooit wel een vat aangespoelde verzilte jene ver uit een VOC-wrak tijdens het jutten. En misschien ook wel niet. Maar het zou zomaar kunnen. Petra de Boevere, het 'Meisje van de Slijterij' uit Breskens Op dit moment leggen we de laatste hand aan ons nieuwe boek, Zilte Klei. Het is een ode aan het Zeeuw se landschap: de schorren en de slikken, de zee en de polder. We ontmoeten overal mensen met verhalen. De buurman vertelt over de Watersnoodramp, de beheerder van een archeologisch museum laat zien wat er vroeger was. We spreken vissers en boeren en koken met de mooiste producten: wilde kruiden, ouderwetse groentes. Met als rode draad: kijk eens wat een weelde we hier hebben. Maar we merken in ons restaurant elk jaar weer dat de aanvoer magerder en moeilijker wordt. De boeren hebben het zwaar, de palingvisserij is al ver dwenen. Er zijn geen opvolgers meer, oude ambach ten dreigen verloren te gaan. De overheid legt bizarre regels op, de consument kiest voor kweekvis vol antibiotica. Iedereen heeft ruzie en voor je het weet nemen grote concerns de boel over. Als we niet uit kijken wordt Zeeland een artificieel oord vol vakantie parken en viskwekerijen. Vervlakking en standaardi sering, het zijn stille ziektes die steeds verder om zich heen grijpen. En dan smaakt straks alles hetzelfde: naar niets. De oesters en mossels, de landbouw en visserij: het zijn de basisvoorwaarden van Zeeland. We lijken het alleen over geld te kunnen hebben, maar dat is zo onbelangrijk: we moeten weer beseffen wat we hebben, wat de geschiedenis en het landschap ons hebben gegeven. Het gaat om de ziel van Zeeland, om al dat moois te koesteren en te bewaren. Als consu ment kun je al veel doen: kies eens voor een wijting, makreel of scholletje. Haal zelf een kilo garnalen bij een visser en ga ze samen met het hele gezin pellen en opeten: dat is een totaal andere beleving. Zeeland doet al jaren moeilijk met campagnes om zichzelf te profileren. Maar het is eigenlijk simpel: zet gewoon erfgoed en duurzaamheid voorop. Edwin Vinke, chef-kok en eigenaar van restaurant De Kromme Watergang in Slijkplaat 68 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8 Mijn Zeeuws erfgoed... Heeft erfoom Zeeland mij ooit iets nagelaten dat ik de rest van mijn leven met me meedraag? Om eerlijk te zijn is hij in mijn geval zuinig geweest, Zeeuws züünig misschien. Mijn hart zwelt niet op bij 'Geen dierder plek voor ons op aard', bij het proeven van een babbelaar of het zien van de brede kont van een Zeeuwse ringsteekknol. Maar kan het zijn dat Zeeland me iets nagelaten heeft wat niet in de souvenirwinkel te verkrijgen valt? Het erfgoed van families zonder fortuin bestaat uit verhalen. En wat verhalen betreft, ben ik rijk bedeeld. Mijn moeder was een vertelster. Een vertelster van de oude stempel: te bescheiden om haar verhalen te boekstaven, maar niet om ze te vertellen, als daarom werd gevraagd. Mijn 'verhaaltjes voor het slapen gaan' waren 'verhaaltjes van vroeger'. Vroeger, toen er een oorlog was, en een stormvloed, en het leven een stuk minder saai leek dan in een Zeeuwse nieuwbouwwijk die het optimisme van de wederopbouw nog niet te boven was. 'Wanneer komt vroeger weer terug?' ver zuchtte ik, net zoals zij verzucht had toen haar moe der vertelde over haar verleden tijd. Ik ging ver terug in de tijd door de verhalen, naar voor de oorlog en verder. Mijn moeder vertelde van koeien die 's avonds door de Veerweg terug naar stal sjokten, van kousen stoppen en sparen voor een nieuw paar schoenen, van Duitse soldaten met heimwee, van niet mogen dansen van Pa, van zand in kogelflesjes champagnepils, van dorpen op eilanden met de wijde wereld aan de over kant, van gniffelen in de kerk als de dominee bad om een 'stil en gerust leven'. Vroeger was alles mooier, spannender, kostbaarder. Er was meer verboden. Er viel meer te ontdekken. De verhalen van vroeger. Ik vertel ze nog steeds. Floortje Zwigtman, kinderboekenschrijfster en winnares van de Zeeuwse Boekenprijs 2010 69 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2011 | | pagina 36