Functionele archi
tectuur als kunst
podium
Landschap als
erfgoed
De klokken van de
Lange Jan
Met de hedendaagse beeldende kunst in Vlissingen
als werkterrein is de ontmoeting met industrieel
erfgoed op de voormalige Scheldewerf een dagelijks
cadeau. De stad ontbeert een ruimte voor het presen
teren van hedendaagse kunst. Dit vormt de aanleiding
voor een zoektocht naar specifieke locaties waar kun
stenaars een uitdaging vinden in het realiseren van
werk op locatie waarbij architectuur, sfeer en licht
medebepalend zijn voor unieke werken.
Midden jaren tachtig ontdekte ik de voormalige
Scheldesmederij aan het Betje Wolffplein. Een half
rond gebouw met boogramen vormt het punt waar de
werf Koninklijke Maatschappij Schelde vervlochten is
met het stadscentrum. De stadsplattegrond toont het
gebouw als een scheepsboeg met het naastliggende
Dok. Een binnenruimte van meer dan 1.500 m2 met
de ritmische opbouw van de ramen vormt een decor
tussen de stilte binnen en de dynamiek van de winkel
straat. Binnen en buiten zijn twee werelden.
De eerste internationale tentoonstelling in 1988
gebruikte de ritmiek van de spanten, op zo'n 10 meter
hoogte, als tentoonstellingscompositie met groot for
maat schilderijen aan dunne staaldraden. Het ontlokte
Jan Hoet, internationaal tentoonstellingsmaker, die
de expositie opende, de opmerking dat hij zelden met
zoveel liefde voor de architectuur een tentoonstelling
gepresenteerd had gezien. Het was een maximale
integratie van industriële ruimte en kunst.
Bij de vervolgtentoonstelling, een bamboeorgel (40
meter in doorsnede), wordt de ruimte onderdeel van
muziekperformances De Klankwerker, een compositie
van Dies le Due gebaseerd op scheepswerfgeluiden
met als slotakkoord het kapot slaan van een champag
nefles op een hangende staalplaat dat symbool staat
voor de scheepsdoop. De kracht en beleveniswaarde
van deze kunstpresentaties liggen in de combinatie
van functionele no-nonsense architectuur en het
denkpatroon van kunstenaars. Deze eerste ervaring
vormt een liefde voor industrieel erfgoed die een ver
volg kreeg in diverse werkruimten voor de kunst zoals
de Watertoren Oost-Souburg, de Zware Plaatwerkerij
en de Timmerfabriek.
Leon Riekwell, programmacoördinator Buro Beeldende
Kunst Vlissingen
72 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8
K
Erfgoed is een veelomvattend begrip. Natuurlijk
gaat het om historische gebouwen, kunstwerken en
gebruiksvoorwerpen uit het verleden. Maar het is
breder dan dat. Het landschap is ook als erfgoed te
beschouwen, het draagt de sporen van menselijke
activiteit, het is een uitdrukking van het landgebruik
in voorbije fases van onze geschiedenis. In Zeeland
zijn de resterende moerneringsgebieden zoals de
Yerseke Moer, of de kreken in Zeeuws-Vlaanderen
nog zichtbare herinneringen aan een verleden van
veenwinning en inpoldering. Maar een probleem
met landschap als erfgoed is dat landschap in zekere
zin een gebruiksgoed is. Opeenvolgende generaties
richten het in overeenkomstig de behoeften van dat
moment. Een middeleeuws moerneringsgebied kan
in later tijd zomaar bedrijventerrein zijn geworden.
En daarom is landschap ook een uiterst kwetsbaar erf
goed, vogelvrij als het ware, want niet te bewaren in
de depots of vitrines van een museum.
Gelukkig zijn delen van de historische Zeeuwse
landschappen als natuurgebied begrensd en zo
beschermd. Maar veel gebieden, waar de concentratie
van zichtbare sporen minder is, of niet goed zichtbaar,
of van geringere waarde wordt geacht, zijn dat niet.
Daar gaat landschappelijk erfgoed verloren. Het land
schap bewaren als gestolde herinnering aan vroeger:
het is onmogelijk in een zich ontwikkelende samen
leving. Maar het vergraven ervan ten behoeve van
modern gebruik zou meer vragen moeten oproepen
dan het nu doorgaans doet. Al was het maar omdat
in een landschap met zichtbare verbindingen met het
verleden mensen zich beter thuis voelen.
Marten Hemminga, directeur Stichting Het Zeeuwse
Landschap
Mijn opa uit de Bree te Middelburg, waar ik zomers
lang verbleef, vertelde over de klokken van de Lange
Jan: 'Dat ze veel weten. Zij kijken ver over de wereld
heen. En de vogels, die hun nesten bouwen in de
hoge toren, vertellen aan de klokken wat zij hoorden
bij de mensen en wat zij door de ruiten zagen in de
kamertjes. En de klokken vertellen. Hoog in de lucht.'
Het verhaal is me in het bijzonder bijgebleven en
heeft dromen gevoed. Later kwam ik erachter dat hij
mij dit verhaal moet hebben voorgelezen uit Van een
klein meisje en een grote klok van W.G. van de Hulst.
Vanaf mijn jonge jaren hebben de klokken van de
Lange Jan zo hun eigen betekenis en ik vond het
prachtig. En dat nog steeds, in mijn huis vlak bij de
klokken van de Lange Jan.
Liesbeth Labeur, kunstenares, alias Sela©
73 Zeeuws Tijdschrift 2on 3-8