.ifölK
Signalementen
dl. DFl.VUt,
u
samenstellingjAN J.B. Kuipers
De (schijn)gestalten van Jacoba
D.E.H. de Boer E.H.P. Cordfunke, Graven van
Holland, Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (880-
1580). Zutphen: Walburg Pers, 2010. ISBN 978 90
5730 644 o, 34,95.
Elizabeth den Hartog e.a. (red.), Het kasteel te Sint-
Maartensdijk en zijn bewoners. Jaarboek van de Kaste
lenstichting Holland en Zeeland, 2010. ISBN 978-94-
6169-084-5, 17,50.
Antheun Janse, Een pion voor een dame. Jacoba van
Beieren (1401-1436). Amsterdam: Uitgeverij Balans,
2009. ISBN 978 94 600 3185 4, €24,95.
Jan J.B. Kuipers m.m.v. Goffe Jensma en Oebele Vries,
Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons mid
deleeuws verleden. Zutphen: Walburg Pers, 2010. ISBN
978 90 5730 776 6 (ter perse).
Edward De Maesschalk, De Bourgondische vorsten
1315-153°. Leuven: Davidsfonds, 2008. ISBN 978 90
5826 551 7, 59,95.
Een van de artikelen in de bijlage 'Goes 600 jaar'
(PZC 22 januari 2005) heette 'Een tante die haar
mannetje stond'. Willy van Meegen en andere Goese-
naren gingen in dit Goese feestjaar op zoek naar de
'inspiratie', de 'mythe' en zelfs 'de roddels' rond Jaco
ba van Beieren (1401-1436). Want de historische feiten
hadden 'geleid tot talloze prachtige verhalen waarin
Jacoba tegen een Goes' decor de hoofdrol speelt'. Lang
niet alle aspecten van dit mooie initiatief kwamen
tot verwezenlijking (zoals een Jacoba-intocht), maar
zeker is dat Jacoba van Beieren, de laatste gravin van
Holland en Zeeland vóór de Bourgondiërs, sinds lang
een multidisciplinaire 'erfgoedmagneet' voor Zeeland
en met name voor Goes en Sint-Maartensdijk is. In
laatstgenoemde plaatsen gaat het om haar connec
tie met de voormalige kastelen Ostende en het Hof
van Sint-Maartensdijk; voor de wederopleving van
Ostende worden in het kader van de Goese binnen
stadsvernieuwing grote plannen bedacht, en wie de
in april 2011 in gebruik genomen Oranjekamer aan
de Markt te Sint-Maartensdijk betreedt ziet ogenblik
kelijk het - helaas wat verfletste - schilderijentweeluik
hangen van Jacoba en haar vierde echtgenoot Frank
van Borssele.
Jacoba's erfenis betreft diverse disciplines; terecht
heeft ze in de dit najaar te verschijnen Nederland in de
middeleeuwen. De canon van ons Middeleeuws verleden
(geen 'onwrikbare ijkpunten' maar vijftig handzame
'vensters') ook een hoofdstuk toegewezen gekregen.
Behalve uiteraard in de geschiedschrijving van de
Nederlanden is Jacoba van belang voor de archeologie,
castellologie en architectuurgeschiedenis van onder
meer Zeeland, maar ook voor onze volkscultuur en
de geschiedenis van de populaire letterkunde. Haar
portret zou de kerk van Sint-Maartensdijk sieren; ze is
de naamgever van het Jacobakannetje; op slot Ostende
plantte ze een moerbeiboom die het uithield tot in de
twintigste eeuw; in Goes werd ze 'koningin' in een
wedstrijd gaaischieten (1428). Aardige overleveringen
tegenover de harde feiten van de historiografie. Maar
ook die feiten, althans hun interpretaties, blijken niet
zo hard.
Het leven van Jacoba van Beieren speelde zich af
in de schaduw van de opkomende macht van Bour-
gondië. Haar bewogen bestaan sleepte zich na een
veelbelovend begin voort van mislukking naar misluk
king, tot een vroeg einde kwam door tuberculose. Een
lichtpunt was de liefdevolle relatie met haar vierde
echtgenoot Frank van Borssele. De geschiedenis der
Nederlanden kent weinig vrouwen, wier nagedachte
nis meer historici en romanciers heeft geïnspireerd
dan die van Jacoba. Er bestaat veel variatie in het
beeld dat van haar is geschetst: ze was zeer ambitieus
en een mannenverslindster, wreed en hoogmoedig -
of juist heldhaftig, liefdevol en onderworpen aan een
tragisch lot. Haar vier huwelijken droegen niet weinig
bij aan haar postume imago, evenals de avonturen
waarin ze verzeilde: gijzelneming, ontsnappingen,
krijgstochten, verraad door echtgenoten, machinaties
van haar dominante moeder Margaretha, dochter
van Filips de Stoute. Van iemand met uitzicht op de
positie van koningin van Frankrijk zakte Jacoba af tot
een vrouw die al haar landen moest prijsgeven (ze
78 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8
'Vrouw Jacoba schiet te Goes naar de papegay', gravure van
R. Vinkeles en C. Bogerts, naar een tekening van J. Buys.
Afbeelding uit J. Fokke, Geschiedenissen der Ver. Nederlanden
voorde vaderiandschejeugd, 1783-1795, II.
moest haar neef Filips de Goede als 'ruwaard ende
oir' erkennen en deed in 1433 ook afstand van haar
grafelijke titels), en die vervolgens zoals gezegd aan
de tering bezweek in het slot Teylingen. In de huidige
visie zijn de felle kleuren van haar karaktertekening
gebleekt, net als haar geschilderd portret in de 'Smer-
diekse' Oranjekamer. Voor Goes en omstreken werd al
voorzichtig wetenschappelijk sloopwerk verricht door
C. Dekker in Een schamele landstede (2002; besproken
in ZT 53 nr. 4/5): 'Volgens oudere en vooral populaire
historische literatuur zou Jacoba van Beieren een
speciale band met Goes hebben gehad. Daarop valt
wel wat af te dingen, maar Goes heeft zeker enkele
belangrijke privileges aan deze gravin te danken.'
Zoals het recht op aanleg van vesten, wallen, muren
en poorten (1417).
De deconstructie van het vertrouwde beeld is voor
wat betreft de algemene Nederlandse geschiedenis
voltooid door Antheun Janse in zijn voor de Zeeuwse
Boekenprijs van 2010 genomineerde boek Een pion
voor een dame (2009). Het boek is het eerste deel van
een reeks toegankelijk bedoelde biografieën van uitge
verij Balans, op initiatief van het Prins Bemhard Cul
tuurfonds. Deze boeken verschijnen tussen 2009 en
2012. De reeks bevat portretten van bekende Neder
landers zoals Jacob van Lennep, onder wie ook enkele
belangrijke Zeeuwen met dezelfde voornaam: Jacob
Cats en Jacob Roggeveen.
Janse meldt dat intussen vijf wetenschappelijke
biografieën aan Jacoba van Beieren zijn gewijd. Toch
bleef zij een grote onbekende. Wat in de loop der eeu
wen over haar persoonlijkheid is gezegd, berust gro
tendeels op eenzijdige beeldvorming of is gebaseerd
op bevooroordeelde interpretaties. Janses boek wil
voor het eerst radicaal afstand nemen van de beeld
vorming die in zes eeuwen rond Jacoba is gegroeid en
gaat na welke rol zijzelf in de gebeurtenissen van haar
tijd en haar omgeving speelde. De geschiedenis van
die beeldvorming leidde in Een pion voor een dame tot
een vrij uitgebreide Proloog (pag. 13-20), die ik eigen
lijk het 'spannendste' deel vind van dit volgestouwde
boek van in totaal 400 bladzijden. 'De leergierige stu
denten', aldus de aanvang van de Proloog, 'die in 1819
aan het Leidse Rapenburg nr. 37 aanklopten, werden
daar vriendelijk ontvangen door de heer des huizes,
een ouderwets geklede en moeilijk lopende grijsaard.'
Willem Bilderdijk dus, de zéér welbespraakte en al
even subjectieve geschiedschrijver en literator die in
zijn achterkamer als privédocent colleges gaf. Bilder
dijk zag Jacoba van Beieren als wellustig en manziek,
een vrouw wier gestel te lijden had van 'overmatige
hitte'. Een pagina verder vergast Antheun Janse de
lezer op G. Vrolyk, predikant te Schoondijke, die het
in 1854 in de Vaderiandsche Letteroefeningen weer voor
Jacoba opnam als wettige vorstin, die 'het slagtoffer
is geworden van de list en het geweld harer bloedver
wanten, die zich van de binnenlandsche partijschap
pen ende van de ongelukkige omstandigheden haars
huwelijks bediend hebben, om haar van alle hare
bezittingen te berooven'.
79 Zeeuws Tijdschrift 2on 5-8