Antwerpen de ideale overslag? Kent deze histori
cus het steeds sneller uitdijende formaat van de jong
ste generaties containerschepen, staat hij wel eens op
de diek om dit te aanschouwen? Nu is Mijnhardt toch
al geen rolmodel, als het gaat om verkondiging van
de nuance in de publieke arena. Zo hoorde ik hem
vorig jaar op een Middelburgs symposium, gewijd
aan het te verschijnen vierdelige standaardwerk over
de geschiedenis van de provincie Zeeland (ook een
project onder auspiciën van de Universiteit Utrecht),
behoorlijk ongenuanceerde verbanden leggen tussen
het populisme in de huidige politiek (Wilders en con
sorten) en opvattingen in de zeventiende eeuw. Het
fel gelaakte populisme was kennelijk ongemerkt ook
in de eigen speech van de hooggeleerde geslopen. Hij
werd er niettemin ferm om 'beapplaudisseerd' en daar
ging het wellicht om. Maar ook Paul Brusse steekt in
de bijdrage van Van Damme zijn mening niet onder
stoelen of banken: 'Landbouw en toerisme zijn sinds
1795 de pijlers van Zeelands economie. Beleidsmakers
van nu zouden zich de vraag moeten stellen: waar is
het meeste voordeel van te trekken? Ik denk dat het
toerisme hoge ogen gooit. En we hoeven heus niet
bang te zijn dat Zeeland leegloopt. Ruimte wordt wat
waard. Als je straks in een gebied woont, waar het 's
nachts echt donker wordt, dan is dat zeker waardevol.'
De geslaagde poging van Jan van Damme om leven
digheid en actualiteit in het historisch debat te pompen,
getuige de ingezonden brieven en andere reacties op
zijn voorbespreking, toont tegelijkertijd de onmacht van
het vak om zijn relevantie te bewijzen voor het actuele
maatschappelijk discours. Geschiedenis is het 'mooiste'
vak omdat het over alles gaat, maar de andere kant van
de medaille is dat iedereen nu eenmaal uit het verleden
kan halen wat hij wil. De actuele 'topics' in het vak zijn
bovendien nogal schatplichtig aan de wereld hier en nu.
Als de idealen van de befaamde - of beruchte - 'Del
taboys' van ongeveer een halve eeuw geleden waren
gerealiseerd, zou Zeeland uiteraard niet als casus heb
ben kunnen fungeren en zou het thema van de desur
banisatie zélf minder vanzelfsprekend zijn geweest. De
jongste historie en de actualiteit werpen hun lange scha
duw over ons beeld van het verder verwijderde verleden.
Over de invloed van de algemene mentaliteit in bestuur
lijke en politieke kring ten aanzien van economische
en ruimtelijke ontwikkelingen bij het succes van een
thema als desurbanisatie (denk aan de financiering!)
hebben we het dan nog niet eens.
Kapitaal en netwerken
Hoe zat het ook weer met die desurbanisatie, er is
mondiaal toch een vrijwel ononderbroken verstedelij
king gaande gedurende het jongste halve millennium,
en in onze streken al sinds de late middeleeuwen?
Omdat, aldus Brusse in deel I van het drieluik, de
urbane stagnatie tussen 1500 en 1800 een uitzonde
ring lijkt, heeft deze relatief weinig aandacht gehad
van historici. 'Desurbanisatie is echter een niet te
negeren historisch fenomeen, vooral omdat deze des
tijds in de meest geürbaniseerde gebieden van Europa
plaatsgreep, namelijk in de Zuidelijke en Noordelijke
Nederlanden. Maar niet alleen daar ging het op den
duur mis met de steden, ook in Noord-Italië en Portu
gal, die eveneens sterk verstedelijkt waren, stagneerde
de opmars van de stad.'
In 1750 woonde bijna de helft van de Zeeuwse
bevolking (het huidige Zeeuws-Vlaanderen niet mee
gerekend) in de drie 'grote' steden; een eeuw later was
dat nog maar 32 procent. Handel en nijverheid daal
den sterk in belang, de betekenis van de landbouw
werd veel groter. Het leek alsof de eerdere verstedelij
king niet 'natuurlijk' was. Na de val van Antwerpen in
1585 sloot de nieuwe Republiek (ontstaan in 1581-88)
de Schelde af: Zeeuwse havensteden profiteerden
sterk, óók van de toevloed van kapitaal en talent uit
het Zuiden. Toen na 1795 de vaart op de Schelde
werd vrijgegeven was de toch al geminimaliseerde rol
van Zeeland als internationaal handelsgewest uitge
speeld; Antwerpen en Gent, om ons tot het zuiden te
beperken, overvleugelden Vlissingen en Middelburg,
mede omdat ze gunstiger lagen ten opzichte van hun
dichtbevolkte en geïndustrialiseerde achterland. Zee
land werd, ondanks zijn onmiddellijke toegang tot
het water, een landelijk en geïsoleerd gebied, dat in
reisbeschrijvingen wegens de fraaie drachten en fol
kloristische relicten een exotisch karakter kreeg aange
meten; pogingen tot industrialisatie en de aanleg van
kanalen en een spoorweg brachten pas in de twintig
ste eeuw een significante ontwikkeling op gang.
Brusse heeft bijna 250 uitstekend gedocumen
teerde en vaak boeiende pagina's nodig om de vele
oorzaken en ontwikkelingen die de desurbanisatie in
de hand werkten te beschrijven; ook de navolgende
delen hebben een vergelijkbare omvang. Een duidelijk
aan te wijzen 'hoofdoorzaak' vindt de lezer eigenlijk
niet: er wordt gesproken over veranderende netwer
ken en gewijzigde migratiestromen, over het verlies
46 Zeeuws Tijdschrift 2012 1-2