om dorpen en wijken leefbaarder te maken. SCOOPs leefbaarheidsbarometer heeft landelijke bekendheid gekregen en wordt ook met succes in andere gebieden buiten de Randstad gebruikt. De barometer bestaat uit een aantal onderdelen waarmee een integrale beoordeling van de leefbaar heid van kernen en wijken in een gemeente of een regio kan worden gegeven: samenstelling en ver wachte ontwikkeling van de bevolking van een kern of wijk; kenmerken van het woonmilieu; kenmer ken van de sociale infrastructuur (voorzieningen, verenigingen, activiteiten, bereikbaarheid) en hoe de inwoners hun omgeving ervaren en waarderen. Deze barometer leefbaarheid levert dorps- en wijk- profielen, plaatst dorpen en wijken in een bredere omgeving, geeft bij herhaalde meting zicht op leef baarheidseffecten en helpt overheden bij het maken van keuzes. Structuurschets Schouwen-Duiveland Het fundament voor die barometer is gelegd in 1999. Rijk, provincies en gemeenten sloten toen een akkoord om de sociale infrastructuur in Nederland te versterken. Onder sociale infrastructuur wordt begre pen het geheel van organisaties, diensten, voorzienin gen en betrekkingen die het mogelijk maken dat men sen in redelijkheid in sociale verbanden - buurten, groepen, netwerken, gezinnen - kunnen samenleven en deelnemen aan de samenleving. Als onderdeel van dit akkoord moest nagegaan worden hoe het met die sociale infrastructuur in delen van Nederland was gesteld. In Zeeland is de sociale infrastructuur van Schouwen-Duiveland in 2002 door SCOOP duidelijk in beeld gebracht in een sociale structuurschets. De basis vormden kernbe schrijvingen die voor inwoners en beleidsmakers heel herkenbaar waren en waarin op gemeenteniveau de kernen met elkaar werden vergeleken. De inventarisa tie van de sociale infrastructuur van kernen gebeurde met wat we zijn gaan noemen het VVA-systeem. Je inventariseert dan welke sociale (Verenigingen) en fysieke (Voorzieningen) structuren de inwoners gebruiken en waar mensen met elkaar in een dorp mee bezig zijn (Activiteiten). De aanbevelingen uit de sociale structuurschets zijn in 2002 door de gemeen teraad unaniem overgenomen en de schets is voor de gemeente en inwoners jarenlang een basisdocument voor beleid geweest. Borsele als case study Vanuit de in die tijd ontwikkelde methodiek van kernbeschrijvingen is samen met de Universiteit van Amsterdam verder gewerkt aan een barometer voor de leefbaarheid in dorpen. Daarbij is speciaal gekeken naar de sociale draagkracht van kernen in de gemeente Borsele. Interessante uitkomst was dat het voorzieningenniveau vrijwel perfect aansloot op het aantal inwoners. Hoe groter een kern, hoe meer voor zieningen, verenigingen en activiteiten. Die uitkomst laat zien dat de gemeente een beleid voert om zoveel mogelijk het voorzieningenniveau decentraal te orga niseren bijvoorbeeld het behoud van een basisschool in elke kern. Borsele is niet uniek in de manier waarop het met de planning en instandhouding van voorzieningen omgaat. Vrijwel alle gemeenten met meerdere kernen proberen zoveel mogelijk voorzieningen in kernen overeind te houden. Dat is de beproefde beleidslijn die op veel steun bij de bevolking in de dorpen kan rekenen, zeker als voorzieningen gesloten dreigen te worden. Een recente studie naar de houdbaarheid van het voorzieningenniveau in Zeeuws-Vlaamse dorpen toont dat aan. Een toekomstscenario waarbij we zo lang mogelijk proberen te behouden wat er is, ook al levert dat een jarenlang gevecht en kwijnende voorzieningen op, heeft vaak veel meer aantrekkings kracht dan een toekomstscenario waarin gestreefd wordt naar kwalitatief hoogwaardige voorzieningen op bereikbare afstand in de regio. Tegelijkertijd blijkt uit ons onderzoek dat méér voorzieningen niet zonder meer een hogere waarde ring van het dorp als woonplaats oplevert. En dat is ook niet nieuw. Al in zijn grondleggende studie over het kleine dorp in 1974 schreef Jaap Groot over het aftakelingsproces van kleine kemen: teruglopend inwonertal, vergrijzing en verdwijnen van voorzie ningen. Er zijn kleine dorpen met een samenleving die klinkt als een klok en waar het bruist van allerlei activiteiten op lokaal niveau, maar er zijn ook platte landskernen die zo dood zijn als een pier en waar een ondernemende pastoor, burgemeester of hoofd van de school als een roepende in de woestijn is. Dit gegeven en de resultaten uit onze leefbaarheidsstudies leidde bij mij tot de gedachte dat het zinvol zou zijn om een onderscheid te maken tussen wat mensen ervaren als leefbaar (ervaren leefbaarheid) en waar vooral het beleid op stuurt (veronderstelde leefbaarheid). En dat 23 Zeeuws Tijdschrift 2012 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2012 | | pagina 23