Tragische weemoed om de slagerijpop in Goes
tekst Katinka Polderman
Het zit in mijn aard: Alles moet blijven zoals het was.
Dingen die voorbij gaan vind ik moeilijk te verkrop
pen. Al toen ik kind was peperde Herman van Veen
het me in via zijn cassettebandjes: Ik moest genieten
van mijn kindertijd omdat die snel voorbij gaat en
nooit meer terugkomt, zo zong hij. Dus op foto's sta
ik als 5-jarige met een verbeten smoeltje ontzettend
het moment vast te houden, alvast een weemoedige
blik in de ogen. Je ziet in één oogopslag dat ik me er
heel bewust van ben dat alles voorbij is voor je het
weet. Zodoende kan ik me van mijn kindertijd weinig
méér herinneren dan mijn angst dat deze in een vloek
en een zucht zomaar voorbij zou zijn. Ik probeerde
alles zó krampachtig te onthouden en te rekken dat ik
geen tijd had tussendoor ook nog een beetje kind te
zijn. Tragisch.
Ik ben iets minder krampachtig geworden, maar
ik kan, zoals gezegd, nog steeds slecht tegen dingen
die voorbij gaan. Die dingen zijn van heel diverse
aard. Natuurlijk denk ik af en toe met weemoed terug
aan gestrande relaties, overleden familieleden, bepaal
de gebeurtenissen of periodes of die ene jas waarin ik
me zo stoer voelde toen ik als 15-jarige op mijn kistjes
door Goes kloste. Maar nu heeft mijn weemoed zich
op iets wel heel banaals gericht: Een pop. Een etalage
pop met een pruikje en een bril. De pop staat naast de
deur van de slagerij op de Markt in Goes, al zolang ik
me kan herinneren, minstens 25 jaar. En die pop gaat
weg. Sterker: Als u dit leest is de pop al weg. En hij
komt nóóit meer terug.
De pop hoort net zo bij de Goese Markt als het
Stadhuis, De Pompe en de enorme berg fietsen tegen
over het oude postkantoor. Jaren achtereen stond hij
voor de slagerij, in weer en wind, op het hoekje van de
Markt, naar het Stadhuis te kijken. Een etalagepop in
een immer hagelwitte slagersjas, een plichtsgetrouwe
blik in de melancholieke blauwe ogen. Al minstens
25 jaar droeg hij hetzelfde pruikje, en sinds enkele
jaren droeg hij - de ouderdom komt met gebreken -
een bril. Ik vrees dat ik meerdere malen met hem op
de foto ben gegaan, als puber, en zelfs enkele weken
geleden nog.
De slagerij wordt verbouwd tot een moderne win
kel met een broodjescorner en andere hedendaagse
vereisten. Daar past die rare pop niet bij, dat snap
ik ook wel. Zelfs een slager in Goes moet mee in de
vaart der volkeren. Maar zonde is het wel. Misschien
is er een plekje in het Zeeuws Museum voor hem.
Het is maar een klein stukje sjouwen vanaf de slagerij
en dan kan 'ie mooi zijn pensioen vieren tussen de
plastic vrouwen in Zeeuwse dracht. Na 25 jaar in de
straffe Zeeuwse wind heeft 'ie dat wel verdiend.
49 Zeeuws Tijdschrift 2012 3-4