Ringsteken in het hiervoormaals
tekst André van der Veeke
illustratie Ben Vranken
De hele ochtend in de tuin maar ook in onze
huiskamer verwaaid lawaai gehoord, winderige
uithalen, herrie. Kortom de jaarmarkt in een
belendende winkelstraat is losgebarsten. Nege
ren, neem ik me voor. Maar enkele uren later
loop ik naast mijn vrouw langs de kramen in de
lange winkelstraat.
Koude meilucht en stekend zonlicht. Ruim een
kilometer kramen, aan twee kanten van de straat.
Ik voel me overweldigd door de hoeveelheid men
sen, de muziek, het licht. Wat tien jaar geleden
een armzalige bedoening was, blijkt uitgegroeid
tot een kleinsteeds spektakel. Ik heb die ontwikke
ling niet meegekregen. Vreemdeling in eigen stad,
kortom. Winkeliers hebben stalletjes uitgezet, maar
de meeste kooplui komen van buiten. Ballonnen,
commerciële vlaggen, snacks. Mijn eigen bakker
heeft een reuzenbolus gebakken. Wie het gewicht
raadt mag hem hebben. De man, een overtuigd
pessimist, heb ik nog nooit zo ontspannen gezien.
Specialismen vieren hoogtij. Een fruitboer verkoopt
enkel aardbeien: goedkope, die nergens naar sma
ken en duurdere die een genot zijn voor de papil
len. Ik koop de smakeloze, omdat ik wat voedsel
betreft altijd voor de laagste prijs kies. Te laat besef
ik dat ik mijn aankopen beter op de terugweg had
kunnen doen. Nu loop ik met een plastic tasje te
zwaaien en moet extra uitkijken waar ik loop. De
route is smal en er meanderen diverse stromen
bezoekers door elkaar heen. Je kan zomaar in een
kolk terechtkomen, onbekenden de pas afsnijden
of zelfs frontaal raken. Bij een pannenkoeken-
kraam hoor ik een hoogbejaarde vrouw afgeven op
het beleg van haar koek. Da moeknie. Da hek noot
hemoete. Iets daaromtrent, maar mij valt het onge
hoorde venijn op, waarmee ze haar mening lanceert
richting koekenbakker. De harde, rauwe taal van
bejaarden, dat moet ook eens een aandachtspunt
van de politiek worden.
Er schuift even een grijze wolk voor de zon.
Het is meteen tien graden kouder. Mijn vrouw
trekt haar jasje aan, maar blijft wel voor een rek
met zomerjurken staan. Zie je die kleuren, vraagt
ze. Natuurlijk zie ik die. Ik heb er zelfs ooit een
gedicht over geschreven. In rekken hangt het blinde
voorjaar, hunkerend naar huidcontact Mouwen
ruches stroken kragen vleugels vleugels vleugels. Het
58 Zeeuws Tijdschrift 2012 3-4