verlangen van de dichter om vrouwen aan-, maar natuurlijk ook uit te kleden. Een podium duikt op en een hooggebergte van decibellen. Coverband speelt met professionele overtuiging. Ik voel de druk van de geluidsgol ven en loop gehaast door. Heb nooit tegen een overdosis geluid gekund, ook niet toen ik twintig was. Bezocht geen enkel popconcert. Heel treurig natuurlijk voor een twintigste-eeuwer die gek was op The Band, Dylan, de Stones en noem maar op. Links kijken, rechts kijken. Oude ambachten en dertien ongelukken. Een man zaagt een uil uit een boomstronk. Ernaast staat een vrijetijdssmid op ijzer te slaan. Iemand decoreert glas. De handelaar in tatoeages (tattoos altijd vermijden) ontbreekt. Een boekenkraam met in plastic verpakte boeken. Gekelderde prijzen, maar ook weinig keus. Mijn vrouw snaait ergens een hapje weg. Ik tast niet toe. Op straat eten vind ik obsceen. Bekrompen opvat ting, zegt mijn vrouw. Aristocratisch, meen ik. Oude arbeidersadel. Op een geïmproviseerd, groot, houten podium lopen amateurmodellen te showen. Kijken even onaangedaan als de beroeps, hoe hard man of moeder of andere familieleden ook applau disseren. Er verandert nooit iets. We passeren een carrousel voor de kleintjes. Een geïmproviseerde bar, een Italiaanse ijsboer. Verkoop van kruiden en wonderbaarlijke zalfjes. Eeuwige jeugd. Aan een tafel jeugdleden van een schaakclub die voorbijgangers uitdagen. Ik weiger lafhartig. Ik ben een dammer, is mijn verweer. Dan ruiken we letterlijk de stal, althans paardenmest, stro. We zijn bij de dubbele baan van het ringsteken aangeko men, afgescheiden van de straat door dranghekken. Het parcours is met zand bestrooid. In het mid den hangt aan een draad een kleine ring in een ijzeren busje. Er is ook een tent met uitslagenbor den en een spreekstalmeester. Twee bekers wachten glimmend op een tafeltje. Alle deelnemers gaan gekleed in zwarte klederdracht. Ik heb natuurlijk wel tv-beelden van deze sport bekeken. Die lieten alleen folklore doorschemeren en regionaal. We lopen naar het eindpunt dat het startpunt blijkt. De paarden staan naast elkaar opgesteld. Op sommige brede ruggen zitten kinderen, zolang de pauze duurt. De paarden ogen rustig, flegmatiek, koud bloedig als ze zijn. Ik verbaas me over de snelheid waarmee de deelnemers op hun ongezadelde paarden op hun doel afstormen. Ze schreeuwen als ze de ring aan hun lans prikken. Weg die ballonnen, roept de spreekstalmeester naar de toeschouwers. Die kun nen ongelukken veroorzaken. In plaats van door te lopen, blijven we een hele tijd staan. Ik observeer de gezichten van de deelnemers. Uit welke eeuw komen deze ridders van de ring? Ik moet toegeven dat ik een soort van historische sensatie onderga. Ik mag even het hiervoormaals betreden, dankzij deze verklede ruiters met hun oranjesjerpen over de rechterschouder. Ik vermoed riddertoernooien ach ter de horizon, glimmende ringen van jonkvrouwen die veroverd moeten worden. 60 Zeeuws Tijdschrift 2012 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2012 | | pagina 60